Selecteer een pagina

HR  26 mei 2023, ECLI:NL:HR:2023:777

Op grond van art. 40c Ow wordt bij de bepaling van de schadeloosstelling geen rekening gehouden met (onder meer) de voor- en nadelen die worden veroorzaakt door het plan voor het werk. De Hoge Raad heeft al eerder bepaald dat dit ook geldt voor plannen waarin op concrete plannen voor het werk waarvoor wordt onteigend wordt voortgebouwd. De Hoge Raad werkt in dit arrest uit wanneer sprake is van een voldoende concreet plan.

In deze onteigeningszaak was de onteigening van een agrarisch perceel aan de orde. De onteigening was nodig voor de aanleg van de A4. In dat verband was aan de orde of alleen de agrarische waarde voor vergoeding in aanmerking kwam of een hogere (verwachtings)waarde. Die mogelijk hogere verwachtingswaarde hing samen met de vraag of een bedrijventerrein mede op het perceel zou worden ontwikkeld. Voor dit bedrijventerrein waren door andere overheden dan de onteigenaar (Rijkswaterstaat) verschillende ruimtelijke plannen opgesteld die rekening hielden met (het tracé voor) de aanleg van de A4.

Omdat art. 40c Ow bepaalt bij de bepaling van de schadeloosstelling geen rekening wordt gehouden met (onder meer) de voor- en nadelen die worden veroorzaakt door het plan voor het werk, was in dit geval aan de orde of dat ook geldt voor ruimtelijke plannen die voortbouwden op het plan voor het werk waarvoor wordt onteigend. De Hoge Raad had in een eerder arrest in deze zaak al beslist dat art. 40c Ow ook geldt voor overheidsplannen indien in die plannen wordt voortgebouwd op concrete plannen voor het werk waarvoor is onteigend (HR 14 april 2017, ECLI:NL:HR:2017:691, rov. 4.1.3, zie CB 2017-84).

Het hof had vervolgens na verwijzing beoordeeld of inderdaad sprake was van dergelijke plannen en had beslist dat dit het geval was. Daartegen komt de onteigende op. De Hoge Raad verduidelijkt wanneer sprake is van een concreet plan. In dit geval is een plan volgens de Hoge Raad concreet indien het de aanleg van de A4 op het perceel behelst. Op een zodanig plan voortbouwende planologische stukken voor andere werken, zoals een bedrijventerrein in de nabijheid van het perceel, leiden volgens de Hoge Raad niet tot verwachtingswaarde die bij de vaststelling van de werkelijke waarde van het onteigende in aanmerking moet worden genomen. Zolang de plannen tot aanleg van de A4 nog niet concreet waren, dat wil zeggen niet de aanleg van de A4 op het perceel behelsden, konden planologische stukken waarin is voorzien in een bedrijventerrein in de nabijheid van het perceel echter volgens de Hoge Raad wel aanleiding geven tot een verwachtingswaarde die in aanmerking moet worden genomen.

Het hof had daarom ten onrechte niet onderzocht of op het moment van bekendmaking van de plannen voor het bedrijventerrein reeds sprake was van een concreet plan voor de aanleg van de A4 op het perceel van de onteigende. Het hof was daarmee volgens de Hoge Raad uitgegaan van een te ruime opvatting van hetgeen geldt als een concreet plan voor het werk waarvoor wordt onteigend. De Hoge Raad casseert en verwijst de zaak naar een ander hof die dat alsnog zal moeten vaststellen

Cassatieblog.nl

Share This