Selecteer een pagina

HR 4 juni 2021, ECLI:NL:HR:2021:833

Schulden die voortvloeien uit bestuursrechtelijke lasten die aan de curator zijn opgelegd wegens de niet-naleving van milieuwetgeving, zijn volgens de Hoge Raad boedelschulden. De overheid heeft voor deze kosten dus een gunstige verhaalspositie.

Achtergrond van de zaak

Deze prejudiciële beslissing van de Hoge Raad gaat over de status in faillissement van milieuschulden.

Het komt geregeld voor dat een curator wordt geconformeerd met de gevolgen van vervuilende activiteiten van een failliete onderneming. Dat was in deze zaak ook zo. De failliete onderneming was een taxibedrijf met een eigen wasstraat, en deze wasstraat had gezorgd voor verontreiniging van de bodem. De milieudienst van de gemeente Ridderkerk heeft vervolgens de curator aangesproken op de geldende milieuverplichtingen: er moest bodemonderzoek plaatsvinden en de bodem moest gesaneerd worden. Omdat de curator daar geen gehoor aan gaf, is de gemeente overgegaan tot bestuursrechtelijke handhaving, namelijk door het opleggen van lasten onder dwangsom en bestuursdwang. Omdat de curator die lasten niet heeft nageleefd, verbeurde hij dwangsommen en moest de gemeente zelf kosten maken, waarvoor de overtreder aansprakelijk is.

De gemeente en de curator zijn daarop deze proefprocedure gestart om vastgesteld te krijgen wat de status is van dit type schulden:

– Zijn dat boedelschulden? Dat wil zeggen: schulden die de curator moet voldoen vóórdat hij het actief verdeelt onder de schuldeisers die hun vordering ter verificatie kunnen indienen.

– Zijn het verifieerbare schulden, die op gelijke voet staan met andere concurrente vorderingen?

– Of zijn het niet-verifieerbare schulden, zodat niet kan worden meegedeeld in de opbrengst van het faillissement?

Wanneer is een schuld een boedelschuld?

Over boedelschulden is de laatste jaren veel te doen geweest. Het standaardarrest daarover is Koot Beheer/Tideman uit 2013, besproken in CB 2013-78. Daarin onderscheidt de Hoge Raad drie categorieën boedelschulden:

– Een schuld kan ten eerste een boedelschuld zijn omdat de wet dat zegt (denk aan huur of salaris van na de faillietverklaring).

– Ten tweede noemt de Hoge Raad schulden die de curator in zijn hoedanigheid is aangegaan (bijvoorbeeld omdat hij een overeenkomst heeft gesloten in het kader van de afwikkeling van het faillissement).

– En de derde categorie bestaat uit schulden die een gevolg zijn van een handelen of nalaten van de curator in strijd met een door hem, in zijn hoedanigheid, na te leven verbintenis of verplichting.

Zijn milieuschulden boedelschulden?

De Hoge Raad oordeelt in deze zaak dat milieuschulden vallen in de laatste categorie. Het zijn dus boedelschulden.

Om dit te onderbouwen verwijst de Hoge Raad naar vaste rechtspraak van de hoogste bestuursrechters (rov. 2.6.3). Daarin is uitgemaakt dat de curator bestuursrechtelijk kan worden aangesproken op de naleving van milieuverplichtingen. In die rechtspraak is ook weleens geoordeeld dat schulden die daaruit voortvloeien, zoals dwangsommen, boedelschulden zijn. Maar voor de Hoge Raad is het pleit daarmee nog niet beslecht: zo ver gaat het beginsel van formele rechtskracht niet. Bij de beantwoording van deze civielrechtelijke vraag is de burgerlijke rechter niet gebonden aan het oordeel van de bestuursrechter (rov. 2.5.3-2.5.4).

Wél leidt de Hoge Raad uit deze rechtspraak af dat op de curator in zijn hoedanigheid een eigen, zelfstandige verplichting rust tot naleving van milieuwetgeving. En dat betekent dat schulden die daaruit voortvloeien – zoals dwangsommen en kosten van bestuursdwang – vallen in categorie drie van Koot Beheer/Tideman: het gaat immers om schulden die een gevolg zijn van een nalaten van de curator in strijd met een door hem na te leven verplichting (rov. 2.6.4-2.6.5). Eerdere adviseerde A-G Valk de Hoge Raad al de kernvraag in deze zin te beantwoorden (zie zijn conclusie).

Het gevolg van deze beslissing is dat kosten van milieuvervuiling die gemaakt moeten worden na faillissement, in eerste instantie ten laste komen van de boedel, en daarmee ten laste van de schuldeisers van de failliete onderneming. De overheid heeft voor deze kosten dus een gunstige verhaalspositie. Alleen als de boedelschulden het actief overtreffen – en dus sprake is van een negatieve boedel – zal de overheid toch deels achter het net vissen.

De gemeente Ridderkerk is in de prejudiciële procedure bijgestaan door Gijsbrecht Nieuwland en bij de rechtbank door Jorrit van der Weide en Edward Brans.

Cassatieblog.nl

Share This