HR 6 oktober 2017 ECLI:NL:HR:2017:2568

Het gaat in deze zaak om de vraag of het hof Amsterdam na afloop van de ambtshalve verleende termijn van veertien dagen voor herstel van het verzuim om van grieven te dienen, akte niet-dienen van grieven mocht verlenen op basis van het op dat moment geldende pilotreglement bij dit hof.

In de rolbeslissing van het hof Amsterdam  is eiser een termijn van veertien dagen gegeven voor het nemen van een memorie van grieven en is overeenkomstig art.  133 lid 4 Rv en art. 1.7 van het pilotreglement aangetekend dat bij niet-dienen van grieven het recht daarop vervalt.

In cassatie wordt geklaagd over het feit dat noch de eiser noch de advocaat wist dat ten tijde van het aanbrengen van de zaak bij het hof in plaats van het landelijk procesreglement  het pilotreglement hof Amsterdam van toepassing was en dat de termijnen voor het nemen van de memorie van grieven derhalve korter waren.

Eiser werd in de procedure bij het hof vertegenwoordigd door een advocaat. De Hoge Raad oordeelt dat een advocaat op grond van zijn deskundigheid en kennis zonder meer geacht wordt op de hoogte te zijn van de in de procedure geldende termijnen en van de vérstrekkende gevolgen van overschrijding daarvan (ook dus waar het gaat om termijnen uit een pilotreglement).

Volgens de Hoge Raad behoort het tot de taak van de advocaat om zich op de hoogte te stellen van de stand van zaken van de procedure en dient de advocaat het elektronisch roljournaal te raadplegen en hoeft het hof niet, naast de aantekening in het elektronisch roljournaal, eiser nog op een andere wijze op de hoogte te stellen van de vaststelling dat eiser de in het pilotreglement genoemde termijn voor het dienen van grieven ongebruikt voorbij had laten gaan en dat hem een laatste – fatale – termijn van twee weken was gegeven op straffe van ambtshalve niet dienen.

De Hoge Raad verklaart eiser niet-ontvankelijk in zijn beroep tegen de rolbeslissing van 26 april 2016, aangezien er geen rechtsmiddel kan worden aangewend tegen een dergelijke beslissing die louter een maatregel betreft ter bevordering van een behoorlijke rechtspraak en ter verzekering van de procesgang en die op zichzelf niet ingrijpt in de rechten en belangen van een partij,  en verwerpt het beroep voor het overige.

Cassatieblog.nl

Share This