HR 8 april 2016, ECLI:NL:HR:2016:607
Gelet op het feit dat het de rechtzoekende (een uitgeprocedeerde asielzoeker zonder financieel vermogen) geheel ontbreekt aan financiële middelen, levert het opleggen van griffierecht (ad € 78,-, conform de categorie onvermogenden) een ontoelaatbare belemmering op van het recht op toegang tot de rechter.
In cassatie loopt een procedure tussen de Staat en betrokkene X en Y waarin zij zich met een beroep op het huisrecht verzetten tegen de ontruiming van mede door hen bewoonde kantoorruimte in een kraakpand. Aan betrokkenen is een griffierecht van € 78,- opgelegd conform de categorie onvermogenden. Namens betrokkenen is verzet aangetekend tegen deze vaststelling van het griffierecht. Het verzet is gegrond op de stelling dat betrokkenen – uitgeprocedeerde asielzoekers – niet over enig inkomen of vermogen beschikking. Het heffen van griffierecht zou in een dergelijke geval in strijd zijn met het door art. 6 EVRM gewaarborgde recht op toegang tot de rechter.
De Hoge Raad heeft het verzet gegrond verklaard. In rov. 2.3 wijst de Hoge Raad eerst op de achtergrond van het heffen van griffierechten, ook bij de allerlaagste inkomens.
“De heffing van griffierecht berust onder meer op de grond dat die heffing, kort gezegd, de eiser of verzoeker aanzet tot het maken van een afweging van de hoogte van dit griffierecht tegen zijn belang bij de zaak (vgl. onder meer Kamerstukken II 1984-1985, 18 835, nr. 3, p. 6, en Kamerstukken II, 1991-1992, 22 495, nr. 3, p. 125). Dat is, ook in het kader van art. 6 EVRM, een legitieme grond voor de heffing van griffierecht, ook bij de allerlaagste inkomens (vgl. de rechtspraak van het EHRM genoemd in noot 27 van de conclusie van de Advocaat-Generaal).”
Maar, zo blijkt uit rov. 3.3, desondanks zal in een concreet geval een afweging moeten worden gemaakt tussen de hoogte van het griffierecht en de draagkracht van de rechtzoekende.
“Gelet op hetgeen hiervoor in 2.2 is overwogen met betrekking tot het geheel ontbreken van financiële middelen bij [betrokkene] c.s., komt de heffing van griffierecht in dit geval neer op een ontoelaatbare belemmering van het recht op toegang tot de rechter.”