HR 4 oktober 2013, ECLI:NL:HR:2013:CA3771 (Carrier Tanker/Ice Shipping)

Op vormvoorschriften met betrekking tot beslagexploten is art. 66 lid 1 Rv van overeenkomstige toepassing. Ook de niet-naleving van die voorschriften leidt derhalve slechts tot nietigheid ingeval degene voor wie het exploot is bestemd, door het gebrek onredelijk is benadeeld in een belang dat door de geschonden norm wordt beschermd.

Achtergrond en procesverloop

De achtergrond van deze zaak is een aanvaring tussen een schip van Carrier Tanker en een schip van Ice Shipping. De schade die daarvan het gevolg is wenst Ice Shipping te verhalen op Carrier Tanker. Daartoe heeft Ice Shipping conservatoir vreemdelingenbeslag beslag gelegd op het schip van Carrier Tanker toen dat zich in de haven van Amsterdam bevond. Nu een dergelijk beslag ingevolge art. 767 Rv in beginsel (vgl. CB 2013-170) rechtsmacht van de Nederlandse rechter creëert, heeft Ice Shipping Carrier Tanker vervolgens in Nederland gedagvaard en vergoeding van de door haar geleden schade gevorderd.

In deze procedure heeft Carrier Tanker incidenteel gevorderd dat de rechtbank zich onbevoegd verklaart om van de vordering in de hoofdzaak kennis te nemen. Daaraan heeft zij ten grondslag gelegd dat het exploot waarbij het conservatoire vreemdelingenbeslag is gelegd, in strijd met art. 440 lid 1, aanhef en onder a, Rv in verbinding met art. 702 lid 1 Rv, niet de werkelijke vestigingsplaats van Ice Shipping vermeldt, het beslag daarom ingevolge deze bepalingen nietig is en art. 767 Rv slechts rechtsmacht van de Nederlandse rechter schept indien het beslag geldig is gelegd.

Het hof heeft dit betoog, in navolging van de rechtbank, verworpen. Daartoe oordeelde het dat Ice Shipping weliswaar in het beslagexploot ten onrechte de plaats van vestiging van haar vertegenwoordiger heeft vermeld, in plaats van haar eigen (werkelijke) vestigingsplaats, maar dat dit gebrek op grond van art. 66 lid 2 Rv kan worden hersteld door het doen uitbrengen van een herstelexploot. Omdat het beslag daags na het leggen ervan is vervangen door een garantie van de verzekeraar van Carrier Tanker en Carrier Tanker de nietigheid van het beslag eerst heeft ingeroepen in het hoger beroep van deze procedure, kon volgens het hof niet van Ice Shipping worden gevergd nog een herstelexploot uit te brengen en komt Carrier Tanker (ingevolge art. 66 lid 1 Rv) geen beroep toe op de nietigheid van het exploot. Tevens oordeelde het hof dat tussen partijen vaststaat wat de vestigingsplaats van Ice Shipping is.

In cassatie

In cassatie bestrijdt Carrier Tanker het oordeel van het hof dat Carrier Tanker geen beroep toekomt op de nietigheid van het beslagexploot. Daartoe betoogt het dat art. 66 Rv niet van toepassing is op beslagexploten omdat daarvoor de bijzondere regeling geldt van art. 438 lid 2, vierde zin, Rv in verbinding met art. 705 lid 3 Rv, welke regeling inhoudt dat de voorzieningenrechter eventueel herstel kan bevelen van verzuimde formaliteiten.

Bij de beoordeling van het middel stelt de Hoge Raad onder verwijzing naar de parlementaire geschiedenis voorop dat de regeling van afdeling 1.6 van het Eerste Boek Rv (‘Exploten’; art. 45-66 Rv) in beginsel ook van toepassing is op beslagexploten. Anders dan het middel betoogt – en hoewel zulks niet volgt uit de tekst van die bepaling – geldt dat óók voor art. 66 lid 1 Rv. De Hoge Raad motiveert dit oordeel als volgt:

“3.5.2 Art. 66 lid 1 Rv bepaalt dat de niet-naleving van hetgeen in afdeling 1.6 is voorgeschreven, slechts nietigheid meebrengt voor zover aannemelijk is dat degene voor wie het exploot is bestemd, door het gebrek onredelijk is benadeeld. Hoewel deze bepaling naar haar bewoordingen slechts geldt met betrekking tot hetgeen in afdeling 1.6 Rv is voorgeschreven (art. 45-66 Rv), valt zij ook toe te passen op andere vormvoorschriften die gelden voor exploten en ten doel hebben de belangen te beschermen van degene voor wie het exploot is bestemd. Het gaat bij deze bepaling immers om een algemeen beginsel. Zie aldus de toelichting op het artikel (Parl. Gesch. Burg. Procesrecht, p. 216-217) en vergelijk die op art. 438 Rv (Parl. Gesch. Wijziging Rv (Inv. 3, 5 en 6), p. 96, onder 3), waarin als afzonderlijk door de rechter te beslissen punt is genoemd of het verzuim van de betrokken beslagformaliteit tot nietigheid moet leiden.

Op zulke vormvoorschriften met betrekking tot beslagexploten is art. 66 lid 1 Rv daarom van overeenkomstige toepassing. Ook de niet-naleving van die voorschriften leidt derhalve slechts tot nietigheid ingeval degene voor wie het exploot is bestemd, door het gebrek onredelijk is benadeeld in een belang dat door de geschonden norm wordt beschermd (HR 16 februari 2007, ECLI:NL:HR:2007:AZ2593, NJ 2007/118).”

Tegen deze achtergrond mocht het hof oordelen zoals het heeft gedaan. Art. 440 lid 1, aanhef en onder a, Rv bepaalt weliswaar dat het beslagexploot op straffe van nietigheid de woon- of vestigingsplaats van de beslaglegger moet vermelden, maar de niet-inachtneming van dit voorschrift leidt alleen tot nietigheid indien de beslagene of eventuele andere belanghebbenden hierdoor onredelijk zijn benadeeld. Het voorschrift dat het beslagexploot de naam en de woon- of vestigingsplaats vermeldt van de beslaglegger, strekt er volgens de Hoge Raad toe dat duidelijk is wat de identiteit en woon- of vestigingsplaats van de beslaglegger zijn. Hetgeen het hof in casu had geoordeeld komt erop neer dat hierover in dit geval tijdig voldoende duidelijkheid bestond, en dat voor zover dat niet het geval is geweest, niet blijkt dat Carrier Tanker daardoor is benadeeld in het belang dat genoemd voorschrift beoogt te beschermen, aldus de Hoge Raad.

Aldus komt de Hoge Raad tot hetzelfde resultaat als Advocaat-Generaal Vlas, die erop wijst dat art. 66 Rv kan worden gezien als een exponent van het streven naar deformalisering van het burgerlijk procesrecht. Aan deze bepaling ligt het beginsel ten grondslag dat de nietigheid van proceshandelingen, zoals exploten, alleen dient te worden aangenomen indien en voor zover dat gewenst is in verband met de bescherming van de belangen waarop de geschonden norm betrekking heeft. Volgens de A-G laat dat beginsel zich eveneens gelden bij het beoordelen van de nietigheid van beslagexploten op grond van art. 440 Rv.

Cassatieblog.nl

Share This