HR 21 december 2018, ECLI:NL:HR:2018:2397
De Wrakingskamer van de Hoge Raad heeft het wrakingsverzoek tegen de hele strafkamer van de Hoge Raad ongegrond verklaard. Het wrakingsverzoek was gericht tegen de werkwijze van de Hoge Raad, waarin drie of vijf raadsheren een zaak beslissen, terwijl de overige leden van een kamer (reservisten) kunnen deelnemen aan de beraadslaging over die zaak.
Wrakingsverzoek
Het wrakingsverzoek was ingediend in een strafzaak tegen een vrouw. De aangevoerde grond voor de wraking was de vrees dat in de cassatiezaak geen sprake zou zijn van een onafhankelijk en onpartijdig gerecht, voorzien bij de wet, omdat er een of meerdere reservisten aan de beraadslaging zouden kunnen deelnemen terwijl daarin niet is voorzien in de wet. Gesteld werd dat de aanwezigheid van reservisten in de raadkamer tot doel heeft de zetel te beïnvloeden en dat de reservisten, door deel te nemen aan de beraadslaging, feitelijk de zaak mede behandelen. De werkwijze van de Hoge Raad zou in strijd zijn met de Grondwet en internationale verdragen.
Werkwijze Hoge Raad
De Hoge Raad licht in het arrest zijn werkwijze toe. De behandeling van en beslissing in strafzaken in cassatie berust bij een zetel van drie of vijf raadsheren. De aanwezigheid en eventuele inbreng van de andere leden van de strafkamer (de ‘reservisten”) bij de beraadslaging met het oog op de rechtseenheid, brengt daarin geen verandering. De deelname van reservisten is nodig om consistentie van de cassatierechtspraak te waarborgen. In het Protocol deelname van reservisten aan de beraadslaging in de raadskamer (besproken in CB 2017-160) zijn de uitgangspunten vastgelegd die de Hoge Raad hanteert bij de deelname van zijn leden aan de behandeling van zaken en de beraadslaging daarover. Het protocol regelt zowel voor civiele zaken, strafzaken en fiscale zaken de aanwezigheid van reservisten bij het debat in de raadkamer. De geheimhouding geldt voor allen die bij de beraadslaging aanwezig zijn.
De Hoge Raad is van oordeel dat de rol van reservisten bij de beraadslaging in raadkamer over een zaak moet worden aangemerkt als rechterlijke bemoeienis met die zaak. Dat betekent dat wraking van reservisten mogelijk is indien de rechterlijke onpartijdigheid in het geding is. Degene die wraking van raadsheren verzoekt, moet feiten en omstandigheden stellen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat deze raadsheren een vooringenomenheid koesteren of dat de hiervoor bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is. Het feit dat reservisten kunnen bijdragen aan de beraadslaging in raadkamer over een zaak betekent niet dat de leden van een zetel of de betrokken reservisten vooringenomen zijn jegens een partij of dat de hiervoor bestaande vrees objecties gerechtvaardigd is.
De Hoge Raad volgt de conclusie van procureur-generaal Silvis en verwerpt het wrakingsverzoek.
Zie ook het persbericht van de Hoge Raad.