Selecteer een pagina

Alle berichten met de tag: merkenrecht


HR 19 oktober 2012,ECLI:NL:HR:2012:BX5797 (Diageo c.s./verweersters)

Vraag of merkhouders Diageo c.s. zich kunnen verzetten tegen parallelimport van alcoholhoudende dranken met hun merken op Sint Maarten, waarbij de op de flessen aanwezige identificatienummers zijn verwijderd. Nu de Antilliaanse wetgever destijds een welbewuste keuze heeft gemaakt voor een van het Nederlandse merkenrecht afwijkend regime van vrije parallelimport, noopte het concordantiebeginsel het hof niet tot toepassing van rechtspraak van het Europese Hof van Justitie. De enkele omstandigheid dat een merkhouder een legitiem doel nastreeft met een maatregel brengt niet mee dat hij een gegronde reden heeft voor verzet als bedoeld in art. 23 lid 8 Merkenlandsverordening 1995, indien een handelaar die maatregel ongedaan maakt. (meer…)

Hoge Raad 3 februari 2012, ECLI:NL:HR:2012:BU4915 (Leidseplein Beheer B.V./Red Bull GmbH)

Het begrip ‘geldige reden’ in de zin van art. 2.20 lid 1 sub c BVIE moet thans worden uitgelegd in overeenstemming met het begrip ‘geldige reden’ in de zin van art. 5 lid 2 Merkenrichtlijn. Het criterium zoals geformuleerd in het arrest Claeryn/Klarein mist volgens de Hoge Raad toepassing. De Hoge Raad stelt een prejudiciële vraag over de invulling van het begrip ‘geldige reden’. (meer…)

HR 20 januari 2012, ECLI:NL:HR:2012:BU7244 (Bach Flower Remedies ltd./Healing Herbs ltd.)

Voor de beoordeling van het onderscheidend vermogen van een ingeschreven merk moet de feitelijke situatie ten tijde van het depot in aanmerking worden genomen, maar met toepassing van het recht dat geldt op het moment van beoordeling. Verder kunnen niet alleen woordmerken, maar ook beeldmerken vervallen wanneer zij ieder onderscheidend vermogen hebben verloren. (meer…)

HR 23 december 2011, ECLI:NL:HR:2011:BT8460 (Trianon/Revillon)

De Hoge Raad stelt prejudiciële vragen over de betekenis van de merkenrechtelijke nietigheidsgrond dat het ingeschreven teken bestaat uit “een vorm die een wezenlijke waarde aan de waar geeft”. Gaat om het geven van de wezenlijke waarde aan de waar of slechts om een wezenlijke waarde? Gaat het daarbij om de motieven van het publiek bij zijn aankoopbeslissing? En zo ja, kunnen de motieven van een deel van het publiek dan al doorslaggevend zijn en hoe groot moet dat deel dan zijn? (meer…)

Cassatieblog.nl