Selecteer een pagina

Alle berichten met de tag: Ow art. 40b


HR 21 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1694 (BBL/verweerder)

Bij de schadeloosstelling voor onteigening hoort, als onderdeel van de werkelijke waarde van de onteigende zaak, ook een vergoeding voor een meerwaarde van de grond die samenhangt met de aanwezigheid van bruikbare bodembestanddelen. Bij de vaststelling van die meerwaarde mag op grond van het eliminatiebeginsel (de regel dat bij de vaststelling van de werkelijke waarde van het onteigende geen rekening wordt gehouden met voor- of nadelen die worden veroorzaakt door het werk waarvoor wordt onteigend), geen rekening worden gehouden met de omstandigheid dat werkzaamheden voor het winnen van die bodembestanddelen toch al met het oog op de uitvoering van het werk moeten plaatsvinden. Wanneer, zoals in dit geval, een gasleiding moet worden verlegd om de bodembestanddelen te winnen, moeten de kosten van die verlegging worden meegenomen bij het bepalen van een eventuele meerwaarde door de aanwezigheid van die bodembestanddelen. Dat de verlegging van de gasleiding voor de uitvoering van het werk waarvoor wordt onteigend toch al noodzakelijk was, doet daar niet aan af. (meer…)

HR 20 april 2018, ECLI:NL:HR:2018:648 (Provincie Overijssel/Verweerder)

Wanneer een onroerende zaak wordt onteigend, vervalt ook een daarop rustend pachtrecht. Het pachtrecht kan echter niet afzonderlijk worden onteigend. Het pachtrecht komt geen ‘werkelijke waarde’ toe en door het vervallen van het pachtrecht door onteigening lijdt de pachter dan ook geen vermogensschade. Op grond van art. 42a Ow heeft de pachter wel recht op de inkomensschade die hij als gevolg van de onteigening lijdt. Als het in een gebied gebruikelijk is dat de afgaande pachter van de opkomende pachter een vergoeding ontvangt, kan het mislopen van deze vergoeding alleen als inkomensschade van de pachter voor vergoeding in aanmerking komen. Daarvoor moet worden vastgesteld dat het mislopen onteigeningsgevolg is. (meer…)

HR 14 februari 2014, ECLI:NL:HR:2014:326 (X/Provincie Zuid-Holland)

De waarde van het onteigende wordt mede bepaald door een voldoende reële verwachting over een bestemmingswijziging van het onteigende. Die verwachting kan bestaan als er een verwachte bestemmingswijziging is van omringende of aanliggende gronden. Dit geldt volgens de Hoge Raad ook als het onteigende geen onderdeel uitmaakt van een complex waartoe mede de omringende of aanliggende gronden behoren. (meer…)

Cassatieblog.nl