HR 29 juni 2018, ECLI:NL:HR:2018:1027

Ook van derden ontvangen voordelen komen, indien aan de uit de maatstaf voortvloeiende eisen is voldaan, voor toerekening in aanmerking. 

Achtergrond

Verweersters in cassatie hebben met betrokkene 1 een koopovereenkomst gesloten met betrekking tot een bedrijfspand. De koopovereenkomst is op 21 juli 2009 getekend en in de overeenkomst is opgenomen dat de notaris de leveringsakte niet eerder dan 15 augustus 2009 inschrijft. In de overeenkomst is een boetebeding opgenomen. Bij ontbinding wordt een boete van 25% van de koopprijs verbeurd. Op 31 juli 2009 verkoopt betrokkene 1 het bedrijfspand nogmaals, aan eiseres in cassatie. De leveringsakte wordt op 4 augustus ingeschreven in de openbare registers. Het contract dat is gesloten met eiseres in cassatie, vermeldt onder meer dat eiseres ermee bekend is dat de verkoper (betrokkene 1) het bedrijfspand heeft verkocht aan verweersters in cassatie, dat zij de verplichtingen van de verkopers uit de eerdere overeenkomst overneemt, en de verkopers vrijwaart voor iedere aanspraak te dier zake. De opstallen van het bedrijfspand zijn na de levering aan eiseres in cassatie gesloopt.

Procedure

In deze procedure vorderen verweersters dat (i) de overeenkomst met betrokkene 1 wordt ontbonden en een contractuele boete van €90.000,- wordt verbeurd, (ii) eiseres in cassatie wordt veroordeeld tot betaling van de schade uit onrechtmatige daad, omdat zij wist dat zij van de wanprestatie van betrokkene 1 gebruik maakte. Tevens is gevorderd om de nog door verweersters te betalen koopsom te verrekenen met de schadevergoeding.

Ten aanzien van de eerste vordering heeft betrokkene 1 eiseres in cassatie in een vrijwaringsprocedure betrokken en is eiseres veroordeeld tot betaling van de contractuele boete jegens betrokkene 1. Eiseres heeft in de bodemprocedure onder meer gesteld dat de overeenkomst tussen verweersters en betrokkene 1 nietig is omdat verweersters een bedrag zwart zouden hebben betaald. In appel heeft het hof eiseres toegelaten tot het bewijs van die stelling. Onder meer omdat het feit slechts door één getuige, een partijgetuige, bevestigd werd, heeft het hof geoordeeld dat eiseres niet was geslaagd in haar bewijsopdracht. De overeenkomst is daarom niet nietig. Eiseres is veroordeeld tot betaling van de door haar veroorzaakte schade en verweersters zijn gemachtigd de koopprijs te verrekenen met de schadevergoeding. Het hof heeft tevens overwogen dat het eiseres niet is toegestaan de contractuele boete te verrekenen.

Cassatie

In cassatie wordt opgekomen tegen het bewijsoordeel van het hof (rov. 9.6) en het oordeel van het hof dat de contractuele boete niet met de schadevergoeding kan worden verrekend en dat er geen sprake is van voordeelstoerekening (rov. 9.9.3).

Bewijs

Er is een geluidsopname van het gesprek tussen betrokkene 2 (de bestuurder van eiseres) en betrokkene 1 (de verkopers) in het geding gebracht. Betrokkene 2 heeft verklaard – als zijnde partijgetuige – dat er zwart geld is betaald. Betrokkene 1 heeft zich beroepen op zijn verschoningsrecht. In de kern wordt erover geklaagd dat het hof de geluidsopname wel ten grondslag heeft gelegd aan zijn oordeel dat eiseres tot bewijslevering moest worden toegelaten, maar de geluidsopname vervolgens niet meer heeft betrokken bij de waardering van het bewijs.

De waardering van bewijs is voorbehouden aan de feitenrechter. Het bewijsoordeel kan slechts op begrijpelijkheid worden getoetst. Volgens de Hoge Raad is in dit geval het oordeel van het hof onbegrijpelijk. Uit de motivering volgt niet dat het ook de geluidsopname heeft betrokken in zijn oordeel. Het oordeel wordt vernietigd en na verwijzing zal het bewijs alsnog in volle omvang moeten worden gewaardeerd.

Voordeelstoerekening

Het hof had overwogen dat er geen rechtsgrond bestaat voor de door eiseres gewenste verrekening van de schadevergoeding met de contractuele boete. De schadevergoeding volgt uit de rechtsverhouding tussen eiseres en verweersters, terwijl de contractuele boete uit de rechtsverhouding tussen eiseres en betrokkene 1 (in de vrijwaringsprocedure) voortvloeit. Van voordeel in de zin van art. 6:100 BW is geen sprake volgens het hof.

In cassatie wordt geklaagd dat het hof heeft miskend dat ook van derden genoten voordelen in de beoordeling van het beroep op art. 6:100 BW moeten worden betrokken, zolang deze in causaal verband staan met de normschending. Dat is terecht volgens de Hoge Raad:

3.4.4 Bij de beoordeling van een beroep op voordeelstoerekening (art. 6:100 BW) gaat het erom dat genoten voordelen, voor zover dat redelijk is, mede in aanmerking behoren te worden genomen bij de vaststelling van de te vergoeden schade. Daarvoor is allereerst vereist dat tussen de normschending en de gestelde voordelen een conditio sine qua non-verband bestaat, in die zin dat in de omstandigheden van het geval sprake is van een voordeel dat zonder de normschending niet zou zijn opgekomen. Voorts dient het met inachtneming van de in art. 6:98 BW besloten maatstaf redelijk te zijn dat die voordelen in rekening worden gebracht bij de vaststelling van de te vergoeden schade. Zie HR 8 juli 2016, ECLI:NL:HR:2016:1483, NJ 2017/262 (TenneT/ABB), rov. 4.4.3.  [zie CB 2016-138]

3.4.5 Onderdeel IIa voert terecht aan dat het oordeel van het hof in het licht van de hiervoor in 3.4.4 weergegeven maatstaf geen stand kan houden. Indien het hof heeft geoordeeld dat de verkrijging van de contractuele boete geen voordeel kan opleveren omdat [verweerster 1] en [verweerster 2] deze niet van [eiseres] maar van een derde hebben ontvangen, geeft dat oordeel blijk van een onjuiste rechtsopvatting. Ook van derden ontvangen voordelen komen immers, indien aan de uit de maatstaf voortvloeiende eisen is voldaan, voor toerekening in aanmerking. Indien het hof de betaling van de boete op een andere grond niet als een voor toerekening in aanmerking komend voordeel heeft beschouwd, behoefde dat oordeel nadere motivering.

Volgt vernietiging en verwijzing.

Cassatieblog.nl

Share This