Selecteer een pagina

HR 28 juni 2019 ECLI:NL:HR:2019:1054

In beginsel moet binnen vier weken na de uitspraak van de Hoge Raad een mondelinge behandeling plaatsvinden, en de rechtbank moet in beginsel binnen vier weken na die mondelinge behandeling beslissen op het verzoek van de officier van justitie, dan wel de zaak aanhouden met het oog op een nader deskundigenonderzoek.

Achtergrond

Na een eerdere cassatie en terugverwijzing in een procedure over een machtiging tot voortgezet verblijf in een psychiatrisch ziekenhuis, heeft de rechtbank een deskundigenonderzoek gelast. In deze uitspraak geeft de Hoge Raad aanwijzingen voor de bepaling van de termijnen die daarbij gelden.

Hoge Raad

De Wet Bopz bevat geen bepalingen bevat over het geding na cassatie en verwijzing. Art. 5 lid 4 EVRM dat onder meer inhoudt dat de rechter spoedig beslist geldt ook in deze fase van de procedure. Bovendien is art. 20 Rv van toepassing, dat voorschrijft dat de rechter waakt tegen onredelijke vertraging.

De Hoge Raad aanvaardt als regel dat in beginsel binnen vier weken na de uitspraak van de Hoge Raad een mondelinge behandeling plaatsvindt, en dat de rechtbank in beginsel binnen vier weken na die mondelinge behandeling beslist op het verzoek van de officier van justitie, dan wel de zaak aanhoudt met het oog op een nader deskundigenonderzoek.

Als de rechter een deskundigenonderzoek gelast, geldt wat de Hoge Raad in zijn uitspraak van 2 september 2016, besproken in CB 2016-146, heeft beslist, te weten:

(i) de behandeling mag niet langer worden aangehouden dan naar verwachting nodig is voor het verkrijgen van het deskundigenbericht, en in geen geval langer dan twee maanden,

(ii) indien het deskundigenbericht niet binnen die termijn ter griffie is ingekomen, dient de rechtbank binnen vier weken na de nieuwe zitting, dan wel nadat (indien dat moment eerder ligt) de deskundige zijn opdracht heeft teruggegeven, op het verzoek van de officier van justitie te beslissen, en

(iii) indien de rechtbank in het hiervoor onder (ii) bedoelde geval het aangewezen acht alsnog een contra-expertise te verkrijgen, staat het haar vrij daarvoor alsnog een korte termijn te bepalen.

De Hoge Raad past die regels toe op het concrete geval en vernietigt de beschikking van de rechtbank, maar alleen wat betreft de geldigheidsduur van de machtiging tot voortgezet verblijf, en bepaalt dat die machtiging geldt tot en met 19 juli 2019 (dat was: 6 september 2019).

Cassatieblog.nl

Share This