Vanaf 1 juli 2012 kunnen rechtbanken en gerechtshoven in bepaalde zaken prejudiciële vragen stellen aan de Hoge Raad. Dan treedt de Wet prejudiciële vragen aan de Hoge Raad in werking. Ook de Wet versterking cassatierechtspraak wordt van kracht. Deze wet introduceert selectie aan de poort en een landelijke civiele cassatiebalie met kwaliteitseisen.
Wet prejudiciële vragen
De Wet prejudiciële vragen bepaalt dat de rechter op verzoek van een partij of ambtshalve een prejudiciële vraag kan stellen, als een antwoord op deze vraag nodig is om op de eis of het verzoek te beslissen en rechtstreeks van belang is:
- a. voor een veelheid aan vorderingsrechten die gegrond zijn op dezelfde of soortgelijke feiten en uit dezelfde of soortgelijke samenhangende oorzaken voortkomen, of
- b. voor de beslechting of beëindiging van talrijke andere uit soortgelijke feiten voortvloeiende geschillen, waarin dezelfde vraag zich voordoet.
De rechter die een prejudiciële vraag aan de Hoge Raad wil stellen, moet eerst partijen in de gelegenheid te stellen zich uit te laten over dit voornemen en over de inhoud van de te stellen vraag. Tegen de beslissing om een prejudiciële vraag te stellen en tegen de formulering van de inhoud van de vraag, staat geen hogere voorziening open. De Hoge Raad kan ongemotiveerd afzien van de beantwoording van een aan hem voorgelegde prejudiciële vraag, als hij van oordeel is dat de vraag zich niet leent voor beantwoording via de prejudiciële procedure of hij de vraag van onvoldoende gewicht is om beantwoording te rechtvaardigen.
Neemt de Hoge Raad de gestelde prejudiciële vraag wel in behandeling, dan kunnen partijen schriftelijke opmerkingen indienen. Daarvoor hebben zij de bijstand nodig van een cassatieadvocaat. Ook overigens verloopt de procedure in grote lijnen verder als een gewone cassatieprocedure. Eventueel volgt een schriftelijke of mondelinge toelichting, en de procureur-generaal zal een conclusie nemen. Daarna volgt de beantwoording van de vraag door de Hoge Raad.
Op Cassatieblog is de wet eerder besproken: hier staat een uitvoeriger beschrijving van de procedure, en hier is nader ingegaan op de vragen van het parlement en de antwoorden daarop van de minister in het kader van de totstandkoming van de wet.
Wet versterking cassatierechtspraak
De Wet versterking cassatierechtspraak introduceert de mogelijkheid van selectie aan de poort: de Hoge Raad kan een cassatieberoep niet-ontvankelijk verklaren als de insteller daarvan klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het beroep of als de klachten klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden. Het gaat, zo onderstreepte de Minister tijdens de plenaire behandeling in de Tweede Kamer, om evidente gevallen.
De inwerkingtreding van deze wet luidt ook de start van de landelijke civiele cassatiebalie in. De civiele cassatieadvocatuur staat vanaf dat moment open voor alle Nederlandse advocaten en niet slechts voor advocaten uit het Haagse arrondissement. Om op het tableau de aantekening ‘advocaat bij de Hoge Raad’ te verkrijgen, moet de advocaat wel aan bepaalde kwaliteits- en ervaringseisen voldoen, zoals uitgewerkt in de Verordening Vakbekwaamheidseisen civiele cassatieadvocatuur.
Ook deze wet werd eerder op Cassatieblog besproken. Hier staat een verdere toelichting op (de aanleiding voor) deze wet en elders zijn de plenaire behandeling van de wet in de Tweede Kamer en de schriftelijke behandeling in de Eerste Kamer besproken.