HR 13 maart 2015, ECLI:NL:HR:2015:599

Om effectief commentaar te kunnen leveren op een deskundigenbericht, behoeven partijen niet steeds te beschikken over alle gegevens en bescheiden waarop het deskundigenbericht is gebaseerd. Een partij die een deskundigenbericht zonder die gegevens onvoldoende inzichtelijk of controleerbaar acht, kan daarvan blijk geven in haar commentaar, waarna het aan de rechter is om te beoordelen of hij het deskundigenbericht zonder schending van het beginsel van hoor en wederhoor aan zijn beslissing ten grondslag kan leggen.

Achtergrond van de zaak

De man en de vrouw zijn in het verleden met elkaar gehuwd geweest. In 2006 is uit dit huwelijk hun zoon geboren. Nadat partijen eind 2008 uit elkaar gingen, is hun huwelijk in 2010 door echtscheiding ontbonden. Toen de man zijn zoon in augustus 2009 vroeger dan afgesproken van de crèche ophaalde, beëindigde de vrouw de omgang van de man met de zoon. Op grond van een voorlopige voorziening van de rechtbank werd deze omgang echter weer hervat, waarna de vrouw een logboek is gaan bijhouden naar aanleiding waarvan zij de man ervan verdenkt de zoon te hebben mishandeld dan wel seksueel te hebben misbruikt.

In eerste aanleg heeft de rechtbank – voor zover van belang – het bureau voor forensische diagnostiek FORA Amsterdam benoemd tot deskundige teneinde onderzoek te doen naar de gesteldheid van de zoon. Omdat de vrouw echter onvoldoende medewerking verleende aan dit onderzoek, werd het voor FORA onmogelijk een deskundigenbericht uit te brengen, waarna de rechtbank het onderzoek liet uitvoeren door het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie (NIFP). De rechtbank belastte de man vervolgens met het eenhoofdige gezag over de zoon, besliste bovendien dat de zoon zijn hoofdverblijf zou hebben bij de man en dat de vrouw op een door Bureau Jeugdzorg te bepalen wijze omgang zou hebben met de zoon.

De vrouw heeft hiertegen hoger beroep ingesteld. Kort samengevat is zij (onder meer) van oordeel dat het door NIFP verrichte onderzoek onwetenschappelijk, niet onafhankelijk, niet objectief en partijdig is, als gevolg waarvan dit onderzoek buiten beschouwing moet worden gelaten. Bovendien verzoekt zij om het verlenen van vervangende toestemming om de ruwe test- en onderzoeksgegevens te laten onderzoeken door een door haarzelf ingeschakelde deskundige, om zo een second opinion te verkrijgen. Het hof gaat hier echter niet in mee en bekrachtigt de beschikking van de rechtbank. Naar het oordeel van het hof zijn uit het door NIFP verrichte onderzoek en uit de overige talrijke stukken in het dossier onvoldoende objectiveerbare feiten gebleken die wijzen op mishandeling dan wel misbruik van de zoon door de man (rov. 4.10).

Cassatie

De vrouw is van deze beschikking in cassatie gekomen. Zij betoogt dat het hof haar (conform haar verzoek) in de gelegenheid had moeten stellen om de ruwe test- en onderzoeksgegevens van het NIFP te laten onderzoeken door haar eigen deskundige, om zo een second opinion te krijgen. Zij beroept zich hierbij op het arrest EHRM Mantovanelli/Frankrijk (EHRM 18 maart 1997, NJ 1998/278). Hierin oordeelde het Hof dat de equality of arms niet meebrengt dat, indien de rechter een deskundige benoemt, partijen in elke situatie het recht zouden moeten hebben de documenten in te zien waarop hij zijn oordeel baseert, maar dat partijen in ieder geval een reële mogelijkheid moeten hebben gehad om op een effectieve manier commentaar te leveren op de inhoud van datgene waarop de rechter zijn oordeel baseert.

Bij de beoordeling van de klacht stelt de Hoge Raad het volgende voorop:

“3.4  Art. 19 Rv bepaalt dat de rechter zijn oordeel ten nadele van een partij niet mag baseren op bescheiden andere gegevens waarover die partij zich niet voldoende heeft kunnen uitlaten. Dat vloeit ook voort uit art. 6 EVRM. Dit brengt mee dat de desbetreffende partij de gelegenheid moet hebben gehad om effectief commentaar te leveren op een deskundigenbericht dat aan de rechterlijk beslissing ten grondslag wordt gelegd (vgl. EHRM 18 maart 1997, ECLI:NL:XX:1997:AD4449, NJ 1998/278, Mantovanelli/Frankrijk).

Om effectief commentaar te kunnen leveren op een deskundigenbericht, behoeven partijen niet steeds de beschikking te hebben over alle (onderliggende) bescheiden en andere gegevens waarop het deskundigenbericht mede is gebaseerd. Een partij die een deskundigenbericht, bij gebreke van de onderliggende gegevens of bescheiden, onvoldoende inzichtelijk of controleerbaar acht, kan daarvan desgewenst blijk geven in haar commentaar, waarna de rechter beoordeelt of het deskundigenbericht zonder schending van het beginsel van hoor en wederhoor aan de beslissing ten grondslag kan worden gelegd.”

De cassatieklacht strandt vervolgens op de eisen van art. 407 lid 2 Rv, omdat daarin niet is vermeld dat de vrouw in feitelijke instanties heeft aangevoerd dat en op welke punten de NIFP-rapportages onvoldoende inzichtelijk en controleerbaar voor haar zijn, of dat zij slechts met inzage in de ruwe gegevens en de concept-rapportage in staat zou zijn effectief commentaar te leveren.

Het onderhavige arrest van de Hoge Raad is geheel in lijn met zijn eerdere rechtspraak hieromtrent. Volgens vaste rechtspraak staat het de rechter vrij al dan niet een deskundigenonderzoek te bevelen. Bovendien heeft de rechter bij de waardering van een deskundigenbericht slechts een beperkte motiveringsplicht. Op voldoende specifieke bezwaren tegen de zienswijze van de door hem benoemde en gevolgde deskundigen moet de rechter echter wel ingaan. In de onderhavige zaak laat de Hoge Raad er geen twijfel over bestaan dat, indien een partij specifieke bezwaren tegen een deskundigenbericht heeft, het aan de feitenrechter is om te beoordelen of het ten grondslag leggen hiervan aan zijn beslissing, al dan niet schending van het beginsel van hoor en wederhoor oplevert.

Cassatieblog.nl

Share This