HR 26 mei 2023, ECLI:NL:HR:2023:790
Nu de cao in ieder geval voor een deel van de voor de vordering relevante periode algemeen verbindend is verklaard (avv), is sprake van recht in de zin van art. 79 RO. De Hoge Raad toetst ’s hofs uitleg van deze cao op juistheid en concludeert dat de uitleg onjuist is.
Achtergrond
Inzet van deze procedure is de uitleg van de cao Sociaal Werk, Welzijn en Maatschappelijke Dienstverlening (hierna: cao), meer in het bijzonder het begrip ‘slaapdienst’. Art. 5.5 onder A van de cao definieert een slaapdienst als “een aaneengesloten deel van een dienst waarin de werknemer aanwezig is in de instelling of organisatie en rust geniet maar op oproep beschikbaar moet zijn voor het verrichten van overeengekomen en/of noodzakelijke en/of onvoorziene werkzaamheden.” Een slaapdienst geeft recht op een vergoeding. Dat is geregeld in art. 6.14 van de cao:
“De werknemer die een slaapdienst (aanwezigheidsdienst) verricht op grond van de bepalingen in artikel 5.5 ontvangt daarvoor een compensatie in de vorm van doorbetaalde vrije tijd van 50% van de duur van de slaapdienst. De werkgever kan besluiten om deze compensatie in vrije tijd om te zetten in een financiële vergoeding op basis van het voor de werknemer geldende uurloon.
In plaats van de hierboven vermelde vergoeding ontvangt de werknemer het geldende uurloon als de overeengekomen en noodzakelijke en/of onvoorziene arbeid op oproep wordt verricht. Als binnen een half uur na het beëindigen van de arbeid die uit een oproep voortvloeit de werknemer opnieuw op basis van een oproep werkzaamheden verricht, ontvangt de werknemer voor de tussenliggende tijd het voor hem geldende uurloon.
De werknemer die op grond van zijn arbeidsovereenkomst uitsluitend slaapdiensten verricht, ontvangt over de feitelijk verrichte dan wel ingeroosterde slaapdiensten zijn volledige uurloon
Bij de toepassing van dit artikel worden de wettelijke bepalingen in acht genomen.”
Een tweetal werknemers van Stichting Exodus Zuid Holland (hierna: Exodus) claimt uitsluitend slaapdiensten te verrichten en vordert daarom, kort gezegd, 100% van het geldende salaris met emolumenten (op grond van alinea 6.14, derde alinea, van de cao). De kantonrechter wijst de vordering af.
Oordeel van het hof
Het hof vernietigt dit oordeel. Volgens het hof worden de werknemers op grond van hun arbeidsovereenkomst (inderdaad) uitsluitend ingezet voor slaapdiensten, omdat zij niet worden ingezet voor andere diensten, zoals de ochtenddienst, de middagavonddienst, de dagdienst of de weekenddienst. Dat oordeel vecht Exodus in cassatie aan.
Wettelijk kader; uitleg avv-cao
Bij de beoordeling van de klachten overweegt de Hoge Raad dat de cao in ieder geval voor een deel van de voor de vordering relevante periode algemeen verbindend is verklaard (avv) en in zoverre dus recht in de zin van art. 79 RO bevat. Dit betekent dat de door het hof aan de cao gegeven uitleg in cassatie op juistheid kan worden onderzocht. Die uitleg dient, zo herhaalt de Hoge Raad zijn vaste rechtspraak, aan de hand van de cao-norm te geschieden.
Cassatie
Dan de uitleg zelf. De Hoge Raad stelt voorop dat art. 5.5 onder A van de cao tot uitgangspunt neemt dat een slaapdienst deel uitmaakt van een meer omvattende dienst. In dat geval heeft de werknemer over de tijd die hij in rust doorbrengt tijdens de slaapdienst volgens de Hoge Raad in beginsel recht op een vergoeding van 50% op grond van art. 6.14, eerste en tweede alinea.
De Hoge Raad vervolgt dat de definitie van een slaapdienst in art. 5.5 onder A evenwel niet uitsluit, gelezen in samenhang met art. 6.14, derde alinea, van de cao, dat een dienst enkel bestaat uit een slaapdienst. In dat geval houdt de dienst dus in dat de werknemer aanwezig is in de instelling of organisatie en rust geniet, maar op oproep beschikbaar is om de werkzaamheden te verrichten. Verricht de werknemer op grond van zijn arbeidsovereenkomst uitsluitend slaapdiensten, dan heeft hij volgens de Hoge Raad recht op zijn volledige uurloon over de feitelijke verrichte dan wel ingeroosterde slaapdiensten op grond van art. 6.14, derde alinea.
Dit betekent dat de uitleg van het hof onjuist is. De Hoge Raad doet de zaak zelf af. Vast staat dat de diensten van de werknemers minimaal 11,5 uur en maximaal 16,5 uur duren, waarin telkens een periode van 7 uren rust is inbegrepen, alsmede dat de werknemers voor en na deze periode van rust allerlei werkzaamheden verrichten. Daarom is volgens de Hoge Raad geen andere conclusie mogelijk dan dat de werknemers niet uitsluitend slaapdiensten verrichten in de zin van art. 6.14, derde alinea, in verbinding met art. 5.5 onder A van de cao, zodat hun vorderingen niet toewijsbaar zijn. De Hoge Raad bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter.