Selecteer een pagina

Alle berichten met de tag: werknemer


HR 26 mei 2023, ECLI:NL:HR:2023:790

Nu de cao in ieder geval voor een deel van de voor de vordering relevante periode algemeen verbindend is verklaard (avv), is sprake van recht in de zin van art. 79 RO. De Hoge Raad toetst ’s hofs uitleg van deze cao op juistheid en concludeert dat de uitleg onjuist is. (meer…)

HR 22 november 2019, ECLI:NL:HR:2019:1834

Aan de in art. I.3 en I.16 lid 1 van de Staatsregeling van Aruba opgenomen grondrechten komt als zodanig geen directe werking toe in verhoudingen tussen burgers onderling. Beperkingen van de uitoefening van deze grondrechten kunnen daarom in beginsel door partijen worden overeengekomen. De door partijen gesloten overeenkomst waarin de werknemer aan de werkgever toestemming geeft voor het uitvoeren van alcohol- en drugstesten, is dan ook verenigbaar met deze grondrechten. (meer…)

HR 19 april 2019, ECLI:NL:HR:2019:649

In deze uitspraak beantwoordt de Hoge Raad de vragen van de rechtbank Overijssel over de arbeidsverhouding van een werknemer van een vof (in faillissement). Als een vof een arbeidsovereenkomst met een werknemer sluit, dan geldt dat als een arbeidsovereenkomst met de gezamenlijke vennoten. Een werknemer van een vof (of na subrogatie: het UWV) kan de uit de arbeidsovereenkomst voortspruitende vorderingen geldend maken tegen zowel de gezamenlijke vennoten als voor het geheel tegen elke afzonderlijke vennoot. De wettelijke voorrechten die met die vorderingen verbonden zijn, gelden ook bij uitoefening van verhaal op het privévermogen van de vennoten. Art. 40 lid 2 Fw brengt ten slotte mee dat aan een vordering als bedoeld in die bepaling (boedelschuld ter zake van loon of premieschulden), tevens het karakter van boedelschuld toekomt in het faillissement respectievelijk de schuldsaneringsregeling van een vennoot, maar slechts voor zover die vordering betrekking heeft op de periode na het ingaan van laatstbedoeld faillissement of schuldsaneringsregeling. (meer…)

HR 9 december 2011, ECLI:NL:HR:2011:BT7500 (Tros/X)

De in art. 1, onder b sub 2°, BBA genoemde criteria – die mede bepalen of sprake is van een “werknemer” in de zin van het BBA – zijn objectief van aard, met uitzondering van het eerste criterium. Bij beoordeling van de vraag of een persoon werknemer is in de zin van die bepaling, wordt dus (bij toepassing van drie van de vier criteria) niet meegewogen wat partijen bij het aangaan van de arbeidsrelatie hebben beoogd. Vereist maar ook voldoende is dat op het moment van beëindiging van de arbeidsverhouding aan deze criteria wordt voldaan. (meer…)

Cassatieblog.nl