HR 11 april 2025, ECLI:NL:HR:2025:561

De rechter in hoger beroep kan een geschilpunt in zijn beslissing betrekken dat niet is opgenomen in de memorie van grieven, maar wel in het verlengde ligt van reeds aangevoerde grieven. Vóórdat hij op dat geschilpunt beslist, moet de rechter wel nagaan of de wederpartij zich over dat geschilpunt voldoende heeft kunnen uitlaten. Als dat niet zo is, moet de rechter daartoe alsnog gelegenheid bieden.

De tweeconclusieregel en het grievenstelsel

Uitgangspunt is dat iedere partij in hoger beroep slechts één memorie neemt – de memorie van grieven (voor de appellant) en de memorie van antwoord (voor de geïntimeerde). Dat is de tweeconclusieregel. In deze memories moeten partijen de redenen geven waarom zij het niet, of juist wel, eens zijn met het vonnis waartegen het hoger beroep zich richt. De ratio achter de tweeconclusieregel is dat partijen hun stellingen in eerste aanleg al naar voren hebben kunnen brengen, zodat het hoger beroep daarvoor niet dezelfde mogelijkheden hoeft te bieden.

De tweeconclusieregel hangt samen met het in hoger beroep geldende grievenstelsel. Een gevolg van de tweeconclusieregel is namelijk dat grieven na deze memories niet meer mogen worden aangevoerd. Een grief moet dus zijn opgenomen in de memorie van grieven (van appellant) of, als incidenteel hoger beroep wordt ingesteld, in de memorie van antwoord (van geïntimeerde). Wel mag een in een van deze memories opgenomen grief later nog verder worden uitgewerkt. Of die uitwerking toelaatbaar is (en niet in feite een nieuwe, te late, grief), moet worden beoordeeld aan de hand van de concrete omstandigheden van het geval.

Geen beslissing op een te laat aangevoerd verweer

In deze zaak wordt in cassatie geklaagd dat het oordeel van het hof is gebaseerd op een verweer dat door appellant voor het eerst ter zitting in hoger beroep is gevoerd, terwijl dit nieuwe en zelfstandige verweer al in de memorie van grieven had moeten worden opgenomen. Het hof heeft daarmee de tweeconclusieregel miskend – zo wordt geklaagd.

De Hoge Raad gaat niet in deze klacht mee. Het oordeel van het hof over hoe de grief van appellant moet worden begrepen, berust volgens de Hoge Raad op een aan het hof voorbehouden en niet onbegrijpelijke uitleg van de gedingstukken. Verder heeft het hof geoordeeld dat het verweer dat ter zitting is gevoerd zozeer in het verlengde lag van de grieven, dat de tweeconclusieregel niet aan dit verweer in de weg stond. Dat oordeel van het hof geeft geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting. Het is dus niet zo dat het hof heeft beslist op een te laat aangevoerd verweer.

Hoor en wederhoor

Toch gaat het arrest van het hof in cassatie onderuit.

Het hof had hier een geschilpunt in zijn beslissing betrokken dat in het verlengde ligt van reeds aangevoerde grieven. Zoals hiervoor toegelicht, kan de rechter in hoger beroep dat op zichzelf doen. De Hoge Raad maakt in dit arrest echter duidelijk dat de rechter – vóórdat hij op dat geschilpunt beslist – wél moet nagaan of de wederpartij zich over dat geschilpunt voldoende heeft kunnen uitlaten. Als dat niet zo is, moet de rechter daartoe alsnog gelegenheid bieden. Dat volgt uit art. 19 Rv. Op grond van die bepaling stelt de rechter partijen over en weer in de gelegenheid om hun standpunten naar voren te brengen en toe te lichten, en zich uit te laten over elkaars standpunten. De rechter kan zijn beslissing ten nadele van een partij dus niet baseren op een standpunt van de andere partij, waarover die partij zich niet heeft kunnen uitlaten.

In deze zaak blijkt uit het arrest van het hof en de verdere gedingstukken niet dat de geïntimeerde zich voldoende heeft kunnen uitlaten over het door appellant ter zitting gevoerde verweer. De Hoge Raad vernietigt op dit punt dan ook het arrest van het hof, en verwijst de zaak ter verdere behandeling en beslissing naar een ander hof.

Het oordeel van de Hoge Raad is in lijn met de conclusie van A-G Valk. Die conclusie bevat, zeker voor de liefhebbers van appelprocesrecht, ook zeer lezenswaardige bespiegelingen over de tweeconclusieregel (onder 3.18-3.52).

Share This

Cassatieblog.nl