HR 31 maart 2017, ECLI:NL:HR:2017:564
Lid 4 van Bijlage I bij de CAO voor de Groothandel in Levensmiddelen strekt ertoe om werknemers met een hoog eindsalaris buiten de structurele salarisverhogingen te houden. Deze uitzondering is niet beperkt tot werknemers die niet in een functiegroep zijn ingedeeld.
Achtergrond van de zaak
Verweerder in cassatie (werknemer) was van 1976 tot zijn pensionering in 2012 in dienst bij eiseres tot cassatie (werkgever). De werkgever was importeur van en groothandelaar in sigaren, sigaretten en tabak, shag en rokersbenodigdheden. Nadat in juli 2008 een akkoord was bereikt met FNV Bondgenoten, heeft de werkgever toepassing gegeven aan de CAO voor de Groothandel in Levensmiddelen. Artikel 24 van deze CAO schrijft een lijst van functiegroepen voor en draagt de werkgever op een werknemer in een functiegroep in te delen, waarbij het functiewaarderingssysteem uit artikel 25 van de CAO in acht moet worden genomen. Het salaris dient ingevolge artikel 27 van de CAO te worden uitbetaald op grond van de functiegroepen en met inachtneming van de bepalingen in Bijlage I. In lid 1 van deze bijlage staat dat de in de CAO genoemde salarissen per 1 april 2010 met 1% structureel worden verhoogd. Het vierde lid van de bijlage bepaalt dat voor werknemers die zijn ingedeeld in een salarisschaal waarvan het eindsalaris hoger ligt dan het maximum van schaal 7, vermeerderd met 10%, de bepalingen van lid 1 niet van toepassing zijn. Lid 5 van de bijlage regelt dat voor werknemers die vallen onder de in artikel 25 genoemde functiegroepen de in lid 1 genoemde verhogingen niet gelden voor de looncomponent boven de maximum grens van de zorgtoeslag.
In geschil is of de werknemer met terugwerkende kracht tot 1 januari 2002 aanspraak kan maken op de structurele salarisverhogingen als bedoeld in lid 1 van de bijlage bij de CAO. De werknemer meent hier recht op te hebben. De werkgever stelt zich echter op het standpunt dat er geen recht op de salarisverhogingen bestaat, omdat het salaris van de werknemer in die periode hoger lag dan de in lid 4 van de bijlage genoemde maximum salarisgrens.
Procesverloop
De kantonrechtenrechter stelde de werkgever in het gelijk. Het hof heeft het vonnis van de kantonrechter echter vernietigd en heeft de werkgever veroordeeld om aan de werknemer achterstallig loon te betalen, met de wettelijke verhoging, rente en kosten. Naar het oordeel van het hof moet de CAO zo worden uitgelegd dat werknemers die zijn ingedeeld in een functiegroep niet behoren tot de in lid 4 van de bijlage bedoelde werknemers, omdat deze bepaling niet over functiegroepen spreekt. Nu de werknemer wel in een functiegroep was ingedeeld, is lid 4 van de bijlage naar het oordeel van het hof niet van toepassing, waardoor de werknemer recht heeft op de salarisverhogingen. Lid 5 van de bijlage is volgens het hof wel van toepassing, omdat deze bepaling wel over functiegroepen spreekt.
Cassatie
De werkgever komt van dit oordeel van het hof in cassatie en klaagt (onder meer) dat het hof ten onrechte lid 4 van de bijlage niet op de werknemer van toepassing heeft geacht, omdat de werknemer was ingedeeld in een functiegroep als bedoeld in lid 5.
Onder verwijzing naar HR 22 november 2013 (besproken in CB 2013-199) stelt de Hoge Raad in rov. 3.3 voorop dat de door het hof aan de CAO gegeven uitleg in cassatie op juistheid kan worden onderzocht omdat de CAO algemeen verbindend is verklaard en dus recht bevat in de zin van art. 79 Wet RO. De uitleg van de CAO dient te geschieden aan de hand van de CAO-norm (zie o.m. HR 27 mei 2011, ECLI:NL:HR:2011:BQ0010).
In aansluiting hierop overweegt de Hoge Raad dat lid 4 van de bijlage er toe strekt om werknemers met een hoog eindsalaris – ten minste 10% hoger dan het maximum eindsalaris van de in de CAO geregelde schalen – buiten de structurele salarisverhogingen te houden. Deze uitzondering is naar het oordeel van de Hoge Raad niet beperkt tot werknemers die niet in een functiegroep zijn ingedeeld. Lid 5 houdt volgens de Hoge Raad in dat voor werknemers die niet in een functiegroep zijn ingedeeld, de verhogingen slechts gelden voor de looncomponent tot en met de maximumgrens van de zorgtoeslag. Daaruit volgt niet dat deze werknemers, in afwijking van lid 4, ook voor de verhoging in aanmerking komen als het eindsalaris van hun salarisschaal hoger ligt dat het in lid 4 genoemde maximum. In lid 5 ligt dus geen beperking besloten van de werkingssfeer van lid 4 van de bijlage.
De Hoge Raad acht de klacht van de werkgever dan ook, net als A-G Wuisman, gegrond. De Hoge Raad vernietigt de arresten van het hof en verwijst het geding naar het gerechtshof Den Haag ter verdere behandeling en beslissing.