HR 20 januari 2023, ECLI:NL:HR:2023:62

De Hoge Raad komt niet terug op het arrest Gemeente Heusden/Erven X. In dat arrest formuleerde hij de regel dat een persoon die een zaak in bezit neemt en houdt, wetende dat een ander daarvan eigenaar is, tegenover de eigenaar onrechtmatig handelt en bloot kan staan aan een vordering uit onrechtmatige daad van die voormalige eigenaar als deze zijn eigendom heeft verloren door de werking van art. 3:105 BW.

Achtergrond

Eisers zijn sinds 1991 eigenaar van een stuk grond op een vakantiepark. Het Kadaster heeft de  kadastrale grenzen tweemaal gemeten, in 1991 en 1992, en heeft de grenzen aangegeven door middel van het plaatsen van houten piketpalen.

Omdat de houten piketpalen volgens eisers waren verdwenen, hebben zij in september 1992 aan de verkoopmakelaar gevraagd de grenzen aan te wijzen. Eisers hebben  toen op de door de makelaar aangewezen grens tussen hun perceel en het buurperceel coniferen geplaatst.

Verweerder heeft in 2000 het buurperceel in eigendom verkregen van betrokkene 1. In 2014 is door het Kadaster opnieuw een grensconstructie verricht. Hieruit is naar voren gekomen dat de kadastrale erfgrens tussen het perceel van eisers en het buurperceel niet samenvalt met de feitelijk aanwezige erfgrens, die wordt gevormd door de door eisers geplante coniferenhaag.

Deze coniferenhaag staat in haar geheel op het buurperceel van verweerder. De rechtbank Limburg heeft in 2016, in een eerdere procedure, geoordeeld dat de strook grond tussen de coniferenhaag en de feitelijke erfgrens (hierna: de strook grond)  door verkrijgende verjaring eigendom is geworden van eisers. De rechtbank heeft daarbij in het midden gelaten of eisers bij hun onafgebroken bezit te goeder trouw waren. Deze uitspraak van de rechtbank is onherroepelijk geworden.

Verloop van de procedure bij rechtbank en hof

In de onderhavige zaak vordert verweerder een verklaring voor recht dat eisers toerekenbaar onrechtmatig hebben gehandeld door de strook grond tussen september 1992 en mei 1993 te kwader trouw in bezit te nemen en vervolgens te houden gedurende de voor verkrijgende verjaring op grond art. 3:105 lid 1 BW jo. art. 3:306 BW vereiste termijn van twintig jaar. Verweerder vordert voorts dat eisers de strook grond aan hem overdragen en leveren, ten titel van schadevergoeding in natura.

De rechtbank heeft de vorderingen van verweerder toegewezen. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank bekrachtigd. Het overwoog daartoe dat uit het arrest Gemeente Heusden/Erven X volgt dat voor het antwoord op de vraag of eisers onrechtmatig hebben gehandeld, bepalend is of eisers wisten dat de grond toebehoorde aan een ander.

Het hof oordeelde dat eisers actief wisten waar de grens tussen hun perceel en het buurperceel liep. Met het planten van de coniferenhaag op het buurperceel hebben eisers grond in bezit genomen terwijl zij wisten dat die grond aan een ander toebehoorde. Door zo te handelen en de grond in bezit te houden totdat zij door bevrijdende verjaring daarvan eigenaar waren geworden, hebben eisers onrechtmatig gehandeld jegens verweerder, aldus het hof.

De Hoge Raad

Eisers bepleiten in cassatie ten eerste dat de Hoge Raad moet terugkomen van het arrest Gemeente Heusden/Erven X. In dit arrest heeft de Hoge Raad geoordeeld dat een persoon die een zaak in bezit neemt en houdt, wetende dat een ander daarvan eigenaar is, tegenover de eigenaar onrechtmatig handelt en bloot kan staan aan een vordering uit onrechtmatige daad van die voormalige eigenaar als deze zijn eigendom heeft verloren door de werking van art. 3:105 BW. De Hoge Raad ziet echter geen aanleiding van dat oordeel terug te komen, zodat het middel in zoverre faalt.

Eisers klagen voorts over het oordeel van het hof dat het bij de toepassing van de regels uit het arrest Gemeente Heusden/Erven X niet uitmaakt of eisers als bezitter te kwader trouw of bezitter niet te goeder trouw worden aangemerkt. Nu niet is vastgesteld dat eisers bezitters te kwader trouw waren, had het hof volgens het middel moeten beslissen dat eisers niet kunnen worden veroordeeld om de strook grond aan verweerder over te dragen. De Hoge Raad verwerpt ook deze klacht. Hij overweegt dat het hof heeft vastgesteld dat eisers wisten dat strook grond tot het buurperceel behoorde. Daarin ligt besloten dat eisers te kwader trouw waren, aldus de Hoge Raad. De klacht stuit reeds daarop af.

Ten slotte komen eisers op tegen de veroordeling tot het betalen van schadevergoeding in natura, door middel van de overdracht van de strook grond aan verweerder. Het onderdeel klaagt dat verweerder door die overdracht onaanvaardbaar zou worden verrijkt, aangezien hij daardoor naast de eigendom ook het bezit en het genot van de strook grond verwerft. Deze klacht faalt ook. De Hoge Raad overweegt daartoe:

“Nu [verweerder] het buurperceel heeft verkregen voordat de verjaring ten aanzien van de strook grond was voltooid, werd [verweerder] door die verkrijging eigenaar van de strook grond en had hij daardoor aanspraak op het bezit daarvan. Het in bezit nemen en houden van de strook grond door [eisers] , waardoor [verweerder] de eigendom daarvan verloor als gevolg van de werking van art. 3:306 BW in verbinding met art. 3:314 lid 2 BW en art. 3:105 BW, was ook jegens [verweerder] als opvolgende eigenaar onrechtmatig. Schadevergoeding in natura houdt in dat [eisers] [verweerder] brengen in de toestand waarin hij zou hebben verkeerd zonder de onrechtmatige inbezitneming. Het hof heeft met juistheid geoordeeld dat dat betekent dat [verweerder] zowel het bezit als de eigendom van de strook grond moet verkrijgen.”

Afdoening

De Hoge Raad verwerpt het cassatieberoep. Dat is in lijn met de conclusie van AG Rank-Berenschot.

Cassatieblog.nl

Share This