2014

Het jaarverslag van de Hoge Raad over 2014 is gepubliceerd. De Hoge Raad merkt op dat het erop lijkt dat de Wet versterking cassatierechtspraak zijn vruchten begint af te werpen; de Hoge Raad kan zich steeds meer concentreren op ‘zaken die ertoe doen’. Met een selectie van vijf zaken van de Civiele Kamer blikt de Hoge Raad terug op 2014. Ook wordt vooruitgekeken naar de digitalisering van de cassatieprocedure in het kader van het KEI-programma. 

Vlot, gezaghebbend en begrijpelijk

In hun gezamenlijke inleiding stellen de in 2014 aangetreden president mr. M.W.C. (Maarten) Feteris en procureur-generaal mr. J.W. (Jan Watse) Fokkens het uitgangspunt centraal dat de Hoge Raad binnen niet al te lange termijn op gezaghebbende en begrijpelijke wijze antwoorden formuleert op rechtsvragen die in de praktijk leven. In dat kader streven zij ernaar de contacten met de feitenrechters te intensiveren. Dat geldt ook voor de contacten met de buitenwereld. De Hoge Raad is voornemens om via internet informatie beschikbaar te stellen over bij de Raad aanhangige zaken. Ook op twitter laat de Hoge Raad (@HogeRaad) zich niet onbetuigd.

Van Vereniging Martijn tot beslag op vakantiegeld: vijf belangwekkende uitspraken

De Civiele Kamer van de Hoge Raad heeft de volgende vijf zaken geselecteerd voor het jaarverslag:

HR 18 april 2014, CB 2014-85 over de ontbinding van en het verbod op Vereniging Martijn. De Hoge Raad oordeelde dat, hoewel in het algemeen grote terughoudendheid moet worden betracht bij het verbieden en ontbinden van een vernietiging, het in dit zeer bijzondere geval in een democratische samenleving noodzakelijk is dat de vereniging wordt verboden en ontbonden in het belang van de bescherming van de gezondheid en de rechten en vrijheden van kinderen.  In het jaarverslag wordt opgemerkt dat over deze uitspraak een klacht is ingediend bij het Europese Hof van de Rechten van de Mens en dat deze klacht begin 2015 niet-ontvankelijk is verklaard.

HR 21 oktober 2014, CB 2014-177, waarin de Hoge Raad oordeelde over de stakingsactie bij het lossen van het schip Evgenia, waartoe de vakbonden FNV en HZC met een ‘besmetverklaring’ hadden opgeroepen. Was nu sprake van een door het Europees Sociaal Handvest beschermde collectieve actie, of van een onrechtmatige actie? De Hoge Raad overwoog dat het begrip ‘collectief optreden’ een ruim bereik heeft. Vakbonden hebben een grote vrijheid in de keuze van middelen om hun doel te bereiken. De grens ligt daar waar de actie redelijkerwijs niet kan bijdragen tot de doeltreffende uitoefening van het recht op collectief onderhandelen.

In HR 19 december 2014, CB 2015-2, oordeelde de Hoge Raad dat in uitzonderlijke gevallen vergoeding mogelijk is van zorg buiten het wettelijk verzekerde basispakket.  Hier deed zich, naar het feitelijke en niet onbegrijpelijke oordeel van de voorzieningenrechter, zo’n uitzonderlijk geval voor. Het meisje in kwestie lijdt aan een ziekte die bij kinderen zeer zeldzaam is. De behandelend specialist had haar – bij gebrek aan andere adequate geneesmiddelen – een (duur) geneesmiddel voorgeschreven dat alleen voor volwassenen geregistreerd is. Uit het arrest volgt dat, gelet op de uitzonderlijke omstandigheden van het geval, de zorgverzekeraar dit middel moet vergoeden, hoewel het niet onder het bereik van het wettelijk verzekerde pakket valt.

In HR 13 juni 2014, CB 2014-113 gaf de Hoge Raad antwoord op de prejudiciële vraag of een telefoonabonnement met een ‘gratis’ toestel kwalificeert als koop of afbetaling en consumentenkrediet. De Hoge Raad beantwoordde die vraag (in beginsel) bevestigend Dit betekent dat op dergelijke telefoonabonnementen waarbij een ‘gratis’ telefoon wordt aangeboden onderworpen zijn aan de wettelijke regels ter bescherming van de consument.

De vijfde geselecteerde uitspraak betreft een cassatieprocedure in het belang der wet. In HR 31 oktober 2014, CB 2014-174, oordeelde de Hoge Raad dat de jaarlijkse uitbetaling van het vakantiegeld slechts geheel voor beslag vatbaar is als het maandelijke inkomen in de maanden waarin het vakantiegeld werd opgebouwd, steeds boven de beslagvrije voet uitkwam.

Aankondiging cassatie in het belang der wet

Uit het jaarverslag van het Parket blijkt dat de Commissie Cassatie in het belang der wet heeft voorgesteld om de volgende twee rechtsvragen aan de Hoge Raad voor te leggen:

  • Mag een vrouw die is gehuwd met een meer dan tien jaar oudere partner worden gekort op haar nabestaandenpensioen?
  • Mag een WAO-voorbehoud worden gemaakt bij begroting ineens van letselschade?

Het verslag van de commissie van 9 september 2014 bevat meer informatie over achtergrond van deze twee vragen. Ook blijkt daaruit welke aangedragen zaken niet zijn geselecteerd om te worden voorgedragen voor cassatie in het belang der wet over te gaan.

Jaarverslag 2014 – de cijfers

In cijfers laten de werkzaamheden van de Civiele Kamer in 2014 zich als volgt samenvatten:

In 2014 werden 491 zaken aangebracht. Dit aantal is nagenoeg gelijk aan de instroom in 2013 (483). De uitstroom van zaken betrof 432, waarvan 405 door middel van een uitspraak  van de Hoge Raad en 27 anderszins (bv. royement). Deze uitstroom is beduidend lager dan in de drie jaren hiervoor (610 uitspraken in 2011, 576 uitspraken in 2012 en 607 uitspraken in 2013). De gemiddelde doorloop tijd is (opniew) gedaald van 328 dagen (bijna 11 maanden) naar 292 dagen (+/- 9,5 maanden).

De verkorte wijzen van afdoening (art. 80a of art. 81 RO) werden in 2014 minder toegepast dan in 2013. Een groter percentage van de zaken van een inhoudelijke motivering voorzien (55% in 2014 tegenover 49% in 2013).

Cassatieblog.nl

Share This