Het jaarverslag van de Hoge Raad over 2017 is gepubliceerd. In de algemene inleiding op het jaarverslag wordt er onder meer op gewezen dat de Hoge Raad rechtsontwikkeling en rechtseenheid als een van zijn primaire taken is gaan zien. In het jaarverslag wordt daarnaast een aantal door de Hoge Raad gewezen arresten besproken die een belangrijke bijdrage hebben geleverd aan de rechtsontwikkeling in Nederland.
Cijfers
Uit het jaarverslag blijkt dat de instroom van civiele zaken in 2017 (425 zaken) gedaald is in vergelijking met 2016 ( 483 zaken). De uitstroom uitspraken bedroeg 440 in 2017 tegen 459 in 2016. De 425 nieuwe zaken in 2017 betroffen 183 vorderingszaken, 62 dagvaardingszaken, 167 verzoekschriften en er werden 13 prejudiciële vragen door rechtbanken en hoven gesteld aan de Hoge Raad. Bijna 64% van de 440 uitspraken in 2017 werden inhoudelijk afgedaan. Er waren meer 81 RO uitspraken in 2017 (157) dan in 2016 (137). Er waren maar 2 zaken met een art. 80a RO-afdoening terwijl dat in 2016 nog 65 zaken betrof. Een van de oorzaken van deze daling ligt in het feit dat in cassatiezaken rechtsbijstand door een gespecialiseerde cassatieadvocaat verplicht is.
Digitaal procederen: Mijn Zaak Hoge Raad portaal
In civiele vorderingszaken wordt bij de Hoge Raad sinds 1 maart 2017 verplicht digitaal geprocedeerd. Nieuwe zaken worden digitaal ingediend door cassatieadvocaten. Advocaten en de Hoge Raad wisselen via het digitale systeem van de Hoge Raad documenten en informatie uit. Procespartijen kunnen zelf hun digitale dossier inzien. In de toekomst zal ook in civiele verzoekschriftzaken, strafzaken en belastingzaken digitaal geprocedeerd gaan worden. Dit zal stapsgewijs worden ingevoerd.
Nieuw in het jaarverslag: signalen aan de wetgever
In 2017 is de Hoge Raad structureler melding gaan maken van door hem geconstateerde onvolkomenheden in wet- en regelgeving. Voor de civiele kamer zijn dit:
HR 19 mei 2017 CB 2017-942 Prejudiciële beslissing over verkrijging Nederlanderschap door kind geboren uit polygaam huwelijk. Indien een kind is geboren uit een ten tijde van zijn geboorte polygaam huwelijk waaraan naderhand het polygame karakter is ontvallen, staat het stelsel van de Rijkswet op het Nederlanderschap eraan in de weg dat het kind ingevolge art. 3 lid 1 van de Rijkswet uitsluitend op grond van zijn afstamming op enig tijdstip van rechtswege het Nederlanderschap verkrijgt.
HR 13 oktober 2017 CB 2017-188 Namenrecht Aruba. Door het buiten toepassing laten van art. 1:5 lid 1 BW Aruba (BWA) wegens strijd met het gelijkheidsbeginsel tussen de man en de vrouw en te beslissing dat het door de man erkende kind de geslachtsnaam van de vrouw behoudt, is het Hof zijn rechtsvormende taak te buiten gegaan. Met de vaststelling van de Landsverordening aanvulling BWA heeft de wetgever een keuze gemaakt uit de verschillende stelsels die denkbaar zijn om ongelijke behandeling op te heffen. Door bij die keuze aan te sluiten kan de rechter een oplossing bieden voor het rechtstekort van de geldende wetgeving.
HR 22 december 2017 CB 2018-54 Verzet curator tegen faillietverklaring. De curator is uitsluitend persoonlijk belanghebbende bij het verzet als bedoeld in art. 10 Fw, ongeacht door wie het faillissement is aangevraagd. Het enkele feit dat de boedel leeg is of blijkt te zijn, is geen grond voor verzet door de curator op de voet van art. 10 FW. Voor het slagen van dat verzet is vereist dat de faillissementsaanvraag, ongeacht of deze door de schuldeiser dan wel de schuldenaar is ingediend, is aan te merken als misbruik van bevoegdheid.
HR 13 oktober 2017 CB 2017-182 Verzoek verstekverlening in digitale vorderingsprocedure (KEI), herstel van gebreken in de procesinleiding (art. 30c lid 6 Rv). Als door een eiser een aanvullende procesinleiding wordt ingediend tot herstel van gebreken in de oorspronkelijke procesinleiding en deze aan verweerder wordt betekend nadat de oorspronkelijke aangezegde uiterste verschijndatum is verstreken, moet bij de betekening van de herstelde procesinleiding een nieuwe uiterste verschijndatum aan verweerder worden aangezegd. Niet-naleving van de termijn van twee weken om het oproepingsbericht aan verweerder te betekenen leidt niet tot nietigheid.
Selectie civiele uitspraken
Verder bevat het jaarverslag een selectie van de uitspraken in zaken waarin rechtsvragen speelden met grote maatschappelijke betekenis van het afgelopen jaar. Voor de civiele kamer zijn dit:
HR 1 december 2017 CB 2017-208 Zorginfrastructuur. De procedure waarin de Hoge Raad uitspraak heeft gedaan ziet op de vrijwillige en private regeling van het elektronisch patiëntendossier: de wettelijke regeling van dit dossier is in april 2011 in de Eerste Kamer gestrand. De Hoge Raad oordeelt dat de elektronische patiëntengegevensuitwisseling in het “Doorstartmodel” van de Vereniging van zorgaanbieders voor zorgcommunicatie toelaatbaar is. Het gebruik van de algemene professionele standaard waarvan sprake is bij de zorginfrastructuur van VZVZ, is gerechtvaardigd gelet op het doel van de gegevensuitwisseling.
HR 30 juni 2017 CB 2017-1187 Hoogte billijke vergoeding bij onredelijk ontslag eindelijk richtlijnen? Sinds de invoering van de Wet Werk en Zekerheid (Wwz) in 2014 houdt de billijke vergoeding de gemoederen bezig. In deze zaak was de vraag hoe hoog billijke vergoeding dient te zijn die de rechter aan een werknemer kan toekennen als de werkgever de arbeidsovereenkomst heeft opgezegd terwijl voor die opzegging volgens de wet geen grond bestond (art. 7:681 lid 1 aanhef en onder a BW). De vraag was hoe die vergoeding moet worden berekend en in hoeverre daarbij van betekenis is dat de werknemer onder het nieuwe recht bij het einde van de arbeidsovereenkomst een transititievergoeding krijgt. De Hoge Raad oordeelt dat bij het bepalen van de billijke vergoeding moet rekening worden gehouden met alle omstandigheden van het geval.
HR 7 juli 2017 CB 2017-141 Golden Earring: voldoende zwaarwegende grond nodig voor opzegging exploitatieovereenkomst muziek. In deze zaak was de vraag aan de orde of de leden van de popgroep Golden Earring de exploitatieovereenkomsten waarbij ze auteursrechtelijke muziekuitgaverechten van de Golden Earring in het verleden had overgedragen aan Nanada konden opzeggen. Alhoewel art. 25 Auteurswet op deze zaak niet van toepassing was, moet gelet op de totstandkomingsgeschiedenis van deze wet worden aanvaard dat voor de opzegging van een exploitatieovereenkomst in beginsel een zwaarwegende grond is vereist.
HR 20 januari 2017 CB 2017-15 De Europese Octrooi Organisatie (EOO) kan zich voor de Nederlandse rechter beroepen op immuniteit van jurisdictie. In deze twee zaken gaat het om geschillen tussen EOO en haar werknemers bij het Europees Octrooibureau in Rijswijk. De eerste zaak betreft een geschil met een individuele werkneemster over de vaststelling van haar arbeidsongeschiktheid. Inzet van de tweede zaak is een geschil tussen EOO en twee vakbonden die menen dat EOO door de invoering van nieuwe bepalingen over stakingen in het dienstreglement voor het personeel van EOO, het recht op staking te zeer beperkt en het vakbondswerk belemmert. De Hoge Raad oordeelt dat de EOO zich zowel in het geschil met een werkneemster als in het geschil met vakbonden kan beroepen op immuniteit van jurisdictie. De alternatieve rechtsgang die voor werknemers van EOO ter beschikking staat – een interne procedure bij de International Labour Organisation Administrative Tribunal (ILOAT) – vormt een toereikend alternatief, zodat het beroep van EOO op haar immuniteit niet disproportioneel is.