HR 25 november 2022, ECLI:NL:HR:2022:1726
Als een octrooi centraal wordt beperkt vóórdat de beslissing waarmee het ruimere octrooi is vernietigd in kracht van gewijsde is gegaan, treft de vernietiging van dat ruimere octrooi (als de beslissing op een later moment alsnog in kracht van gewijsde gaat) niet ook het beperkte octrooi.
Achtergrond en verloop eerdere procedure
High Point was houdster van een Europees octrooi (EP 772 B1). In een eerdere procedure heeft KPN vernietiging van het Nederlandse deel van dit octrooi gevorderd. Bij vonnis van 15 september 2010 heeft de rechtbank die vordering toegewezen.
In het daaropvolgende hoger beroep heeft High Point een ‘akte houdende beperking van octrooiconclusies’ genomen. Die nieuwe octrooiconclusies zijn door het hof bij tussenarrest van 3 november 2015 geweigerd, wegens strijd met de tweeconclusieregel. De Hoge Raad heeft het tegen deze beslissing door High Point ingestelde tussentijdse cassatieberoep verworpen bij arrest van 15 september 2017 (zie ook CB 2017-165).
Tijdens die cassatieprocedure heeft High Point bij het Europees Octrooibureau een verzoek tot centrale beperking van het octrooi gedaan (zie art. 105a van het Europees Octrooiverdrag (EOV)). Dit verzoek is toegestaan. Het octrooi in beperkte vorm staat bekend als EP 772 B3.
Na de verwerping van het tussentijds ingestelde cassatieberoep door de Hoge Raad, heeft het hof bij eindarrest van 5 juni 2018 het vonnis van de rechtbank van 15 september 2010 – waarin het Nederlandse deel van EP 772 B1 was vernietigd – bekrachtigd. Het hof heeft daartoe onder meer overwogen dat met de centrale beperking van het octrooi (EP 772 B3) die inmiddels had plaatsgevonden, het debat over de geldigheid van het octrooi in de ruimere vorm (EP 772 B1) was achterhaald. Het hof verwijst daarbij naar art. 68 EOV. In die bepaling is, kort gezegd, geregeld dat het (oorspronkelijke) octrooi wordt geacht van de aanvang af niet te hebben bestaan als het octrooi is herroepen of beperkt.
Het tegen deze beslissing door High Point ingestelde cassatieberoep is verworpen bij arrest van 14 februari 2020 (zie CB 2020-27). De Hoge Raad heeft daartoe onder meer overwogen dat het:
“zowel High Point als KPN in beginsel vrijstaat om de geldigheid van het octrooi in de beperkte vorm in een nieuw geding alsnog aan een inhoudelijke beoordeling te onderwerpen”.
De huidige procedure
In deze nieuwe procedure gaat het om het octrooi in beperkte vorm (EP 772 B3). High Point vordert een verklaring voor recht dat KPN inbreuk heeft gemaakt op dat octrooi.
Volgens KPN is High Point niet-ontvankelijk. KPN voert daartoe aan dat High Point zich niet op het octrooi in beperkte vorm kan beroepen, gelet op de eerdere tussen partijen gevoerde procedure – waarin het octrooi in ruimere vorm is vernietigd. High Point heeft dit betwist. Partijen verschillen daarbij onder meer van mening over de vraag hoe de hiervoor geciteerde overweging uit het arrest van de Hoge Raad van 14 februari 2020, waarin de Hoge Raad overweegt dat het octrooi in de beperkte vorm in een nieuw geding kan worden beoordeeld, moet worden uitgelegd.
De rechtbank heeft, onder verwijzing naar die overweging van de Hoge Raad, beslist dat High Point ontvankelijk is.
Partijen zijn overeengekomen om het hoger beroep over te slaan (sprongcassatie – zie art. 398 lid 2 Rv). In cassatie richt KPN klachten tegen het oordeel van de rechtbank.
Het oordeel van de Hoge Raad
De Hoge Raad stelt voorop dat in de eerdere procedure het ruime octrooi EP 772 B1 (voor zover verleend voor Nederland) door de rechtbank is vernietigd en dat die uitspraak door het hof is bekrachtigd. Uit de overwegingen van het hof blijkt dat die bekrachtiging uitsluitend erop is gebaseerd dat het octrooi in ruimere vorm (EP 772 B1), gelet op art. 68 EOV, geacht moet worden nooit te hebben bestaan. Dat brengt de Hoge Raad tot de conclusie dat het hof de geldigheid van het centraal beperkte octrooi (EP 772 B3) niet inhoudelijk heeft beoordeeld. Dat was ook door de rechtbank niet gebeurd. Om die reden kan High Point de geldigheid van EP 772 B3 in deze nieuwe procedure alsnog aan een inhoudelijke beoordeling onderwerpen – zoals de Hoge Raad ook in het arrest van 14 februari 2020 had overwogen.
De Hoge Raad vervolgt:
“Hieraan staat niet in de weg dat het vonnis van 15 september 2010 waarbij EP 772 B1 is vernietigd in kracht van gewijsde is gegaan en dat een vernietiging van een octrooi terugwerkende kracht heeft. De centrale beperking heeft immers plaatsgevonden gedurende de eerdere procedure en dus voordat het vonnis van 15 september 2010 in kracht van gewijsde is gegaan. Als gevolg van de door het EOB toegestane centrale beperking is niet een ander octrooi ontstaan, maar is de beschermingsomvang van het oorspronkelijk verleende octrooi (EP 772 B1) met terugwerkende kracht beperkt en wordt ingevolge art. 68 EOV het octrooi van aanvang af geacht de beperkte omvang te hebben. Door de bekrachtiging van de vernietiging van EP 772 B1 op de hiervoor vermelde gronden door het gerechtshof Den Haag, is dus niet het octrooi in beperkte vorm (EP 772 B3) getroffen.”
De Hoge Raad verwerpt het beroep. Dit is in lijn met de conclusie van A-G Wesseling-van Gent.
De procedure zal nu worden voortgezet bij de rechtbank.