HR 25 juni 2021 ECLI:NL:HR:2021:1007
In 2015 heeft de Hoge Raad in twee uitspraken beslist dat een nietige erkenning van een kind (in die gevallen op Curaçao) bekrachtigd kan worden (zie CB 2015-23). In die gevallen bestond de oorzaak van de nietigheid op een zeker moment niet langer doordat de man die erkend had was gescheiden (en dus geen sprake meer was van een gehuwde man die geen buiten dat huwelijk geboren kind kon erkennen). Bekrachtiging leidt tot Nederlanderschap met ingang van de datum van erkenning (HR 20 december 2019, besproken in CB 2020-2, rov. 2.9.2).
In de onderhavige zaak had het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba geoordeeld dat ook het blote rechtsfeit van overlijden tot bekrachtiging kan leiden. Deze uitspraak blijft niet in stand.
De Hoge Raad overweegt kortweg dat voor verkrijging van het Nederlanderschap langs deze weg [bekrachtiging] geen plaats is in een geval als het onderhavige, waarin de oorzaak van het einde van het huwelijk van de man met een ander dan de moeder van het kind is gelegen in het overlijden van de man.
Volgt vernietiging van de uitspraak van het Gemeenschappelijk Hof en afwijzing van het inleidend verzoek tot vaststelling van het Nederlanderschap.