HR 24 november 2017, ECLI:NL:HR:2017:2992 (verzoeker/NLMK)
De erkenning of tenuitvoerlegging van een buitenlands arbitraal vonnis kan op grond van art. V lid 1 van het Verdrag van New York slechts op bepaalde gronden worden geweigerd. Een van deze gronden voor weigering is dat het vonnis is vernietigd door een bevoegde autoriteit van het land waar of krachtens welk recht de uitspraak werd gewezen. De Hoge Raad oordeelt dat de rechter een arbitraal vonnis ondanks de vernietiging daarvan in bijzondere gevallen toch kan erkennen. Zo’n bijzonder geval deed zich in deze zaak niet voor.
Achtergrond
De aanleiding voor deze zaak is een geschil tussen ‘verzoeker’, een internationaal opererende Russische zakenman, en NLMK, een Russisch bedrijf dat als staalproducent opereert. Verzoeker had in 2007 50 % van de aandelen van de Maxi-Group aan NLMK verkocht, tegen een koopprijs die op basis van een formule moest worden bepaald. De Maxi-Group is overigens in 2011 op aanvraag van NLMK failliet verklaard. Over de omvang van de koopprijs is in 2009 een arbitraal geding aanhangig gemaakt bij de International Commercial Arbitration Court at the Chamber of Commerce and Industry of the Russian Federation.
Dit scheidsgerecht heeft in 2011 vonnis NLMK veroordeeld tot betaling van bijna 9 miljard roebel. De koopprijs heeft het scheidsgerecht bepaald door de helft te nemen van de som van de door beide partijen bepleite koopprijzen. Verzoeker heeft hierop in Nederland conservatoir beslag doen leggen op door NLMK gehouden aandelen.
NLMK heeft een vordering tot vernietiging van het arbitraal vonnis aanhangig gemaakt bij het Arbitrazh Court in Moskou. De Arbitrazh Court heeft het verzoek om uitstel van de zitting van verzoeker, naar aanleiding van een aanvullend stuk van NLMK enkele dagen voorafgaand aan de zitting, gepasseerd. De Arbitrazh Court heeft bij mondeling vonnis ter zitting, later schriftelijk gemotiveerd, het arbitrale vonnis vernietigd. Daaraan werd onder meer ten grondslag gelegd dat de deskundigen die verzoeker in de arbitrageprocedure hebben bijgestaan, werken bij dezelfde instituten als waar twee van de arbiters werken en daar hogere functies dan de arbiters bekleden, wat de arbiters niet aan partijen hebben gemeld. Ook is een geschil over de geldigheid van een aandelenoverdracht volgens de Russische wet niet vatbaar voor arbitrage en is de wijze waarop de koopprijs is vastgesteld strijdig met Russisch dwingend recht inzake koop. De vernietiging van het arbitraal vonnis is, voor zover relevant, door verschillende hogere rechters bekrachtigd.
Verzoeker heeft bij de voorzieningenrechter te Amsterdam verzocht om erkenning en tenuitvoerlegging van het arbitraal vonnis. De voorzieningenrechter en in hoger beroep het hof Amsterdam hebben dit verzoek afgewezen. Het hof heeft daaraan, kort gezegd, ten grondslag gelegd dat het beroep van NLMK op de weigeringsgrond voor erkenning en tenuitvoerlegging van het arbitraal vonnis uit art. V lid 1 sub e van het Verdrag van New York slaagt. Nu het Arbitrazh Court het arbitraal vonnis heeft vernietigd, geldt in beginsel dat het verzoek moet worden afgewezen, behoudens voldoende sterke aanwijzingen dat aan de vernietigingsprocedure zo essentiële gebreken kleven dat niet meer kan worden gesproken van een eerlijke behandeling van de zaak, aldus het hof. Het hof heeft twee deskundigen benoemd om zich te laten voorlichten over met name de inhoud van het Russische recht, en geconcludeerd dat de bezwaren van verzoeker niet ertoe leiden dat sprake is geweest van een oneerlijk proces.
Cassatie
Verzoeker heeft hiertegen cassatieberoep ingesteld. In cassatie staat centraal de vraag of, als een arbitraal vonnis door een bevoegde autoriteit is vernietigd, de rechter in het kader van een verzoek om erkenning en tenuitvoerlegging van het arbitraal vonnis, beoordelingsruimte heeft om na te gaan of het buitenlands vernietigingsvonnis al dan niet aan erkenning in de weg staat. Verzoeker stelt dat het hof ten onrechte ervan uitgaat dat bij vernietiging van een arbitraal vonnis, het verzoek om erkenning en tenuitvoerlegging in beginsel moet worden afgewezen.
Uitleg van verdragsteksten
Voor de vraag naar het bestaan en de omvang van deze eventuele discretionaire beoordelingsruimte, komt het aan op de uitleg van de bepalingen van het Verdrag van New York. De authentieke Engelse versie van art. V luidt, voor zover relevant, als volgt:
“1 Recognition and enforcement of the award may be refused, at the request of the party against whom it is invoked, only if that party furnishes to the competent authority where the recognition and enforcement is sought, proof that:
(…)
(e) The award has not yet become binding on the parties, or has been set aside or suspended by a competent authority of the country in which, or under the law of which, that award was made.”
Waar in de authentieke Engelse tekst wordt gesproken van ‘may be refused (…) only if’, wordt in de authentieke Franse tekst gesproken van ‘ne seront refusées (…) que si’. Vergelijking van deze verdragsteksten levert derhalve mogelijk een verschil in betekenis op.
De Hoge Raad zet voorop dat de uitleg van de bepalingen van het Verdrag van New York dient te geschieden aan de hand van de maatstaven van de art. 31-33 van het Verdrag van Wenen inzake het verdragenrecht. Het (mogelijke) verschil in betekenis kan niet door toepassing van de art. 31-32 Verdrag van Wenen worden weggenomen: de travaux preparatoires bieden geen uitsluitsel en het artikel wordt door verschillende verdragslanden op uiteenlopende wijze uitgelegd (A-G Vlas zet de verschillende benaderingen en de voor- en nadelen daarvan uiteen in zijn conclusie onder 2.14-2.16)). De Hoge Raad moet daarom op grond van art. 33 lid 4 Verdrag van Wenen aan de bepaling de betekenis toekennen die, rekening houdend met het voorwerp en doel van het Verdrag van New York, de uiteenlopende verdragsteksten het best met elkaar verzoent.
Uitleg van art. V lid 1 sub e Verdrag van New York: beoordelingsruimte of niet?
Dat brengt de Hoge Raad in dit geval, gelet op het doel van het Verdrag van New York om, kort gezegd, erkenning en tenuitvoerlegging te vergemakkelijken, tot de interpretatie dat art. V lid 1 Verdrag van New York de rechter een zekere beoordelingsruimte toekent om een buitenlands arbitraal vonnis te erkennen. Deze lezing strookt met de authentieke Engelse tekst (‘may be refused (…) only if’). De authentieke Franse tekst sluit die lezing niet uit, aangezien de woorden ‘ne seront refusées (…) que si’ met name zien op het limitatieve karakter van de weigeringsgronden.
De Hoge Raad overweegt (rov. 3.4.5) dat deze beoordelingsruimte een uitzondering vormt op het stelsel van art. V lid 1 Verdrag van New York, zodat de rechter daarvan slechts in bijzondere gevallen gebruik kan maken. In overeenstemming daarmee rusten stelplicht en bewijslast van het bestaan van omstandigheden die rechtvaardigen dat aan de weigeringsgrond wordt voorbijgegaan, op de partij die erkenning en tenuitvoerlegging verzoekt in weerwil van het bestaan van die weigeringsgrond.
De vernietiging van een buitenlands arbitraal vonnis door de bevoegde autoriteit belet dus in bijzondere gevallen niet dat de rechter, gebruikmakend van zijn beoordelingsruimte, toch tot erkenning of de verlening van een verlof tot tenuitvoerlegging van dat arbitraal vonnis overgaat. Van een zodanig bijzonder geval kan volgens de Hoge Raad onder meer sprake zijn als
“de vernietiging van het arbitraal vonnis in het buitenlandse vernietigingsvonnis berust op gronden die niet overeenkomen met de weigeringsgronden van art. V lid 1, aanhef en onder a-d, Verdrag van New York, en die gronden evenmin naar internationale maatstaven algemeen aanvaardbaar zijn. Een zodanig bijzonder geval dient zich eveneens aan indien het buitenlandse vernietigingsvonnis niet voor erkenning in Nederland vatbaar is, op de grond dat niet is voldaan aan een of meer van de voorwaarden die volgens het Nederlandse internationaal privaatrecht gelden voor de erkenning van een buitenlandse beslissing (vgl. HR 26 september 2014, ECLI:NL:HR:2014:2838, NJ 2015/478, rov. 3.6.4).”
De Hoge Raad oordeelt vervolgens dat het hof deze beoordelingsruimte niet heeft miskend. Het oordeel van het hof moet zo worden begrepen dat het hof heeft geoordeeld dat van een bijzonder geval als door de Hoge Raad bedoeld geen sprake is.
Ook de klacht dat voor het weigeren van erkenning of een verlof tot tenuitvoerlegging van een arbitraal vonnis het vernietigingsvonnis eerst zou moeten zijn erkend, slaagt niet – A-G Vlas zet dit onder 2.22 en verder uiteen en de Hoge Raad verwerpt deze klacht met toepassing van art. 81 RO.