Selecteer een pagina

Alle berichten met de tag: Weens Verdragenverdrag


HR 25 november 2022, ECLI:NL:HR:2022:1740

(i) Uit art. 14 van het Vriendschapsverdrag tussen Colombia en Nederland volgt niet dat van een partij zonder woonplaats of gewone verblijfplaats in Nederland geen zekerheidsstelling kan worden verlangd voor de proceskosten en schadevergoeding waarin hij veroordeeld zou kunnen worden.
(ii) De rechter kan bepalen welke vorm van zekerheid in elk geval voldoet aan de eisen van art. 6:51 lid 2 BW. Als de betreffende partij een andere vorm van zekerheid stelt of aanbiedt, moet de rechter onderzoeken of die vorm van zekerheid in overeenstemming is met de eisen van art. 6:51 lid 2 BW. (meer…)

HR 24 november 2017, ECLI:NL:HR:2017:2992 (verzoeker/NLMK)

De erkenning of tenuitvoerlegging van een buitenlands arbitraal vonnis kan op grond van art. V lid 1 van het Verdrag van New York slechts op bepaalde gronden worden geweigerd. Een van deze gronden voor weigering is dat het vonnis is vernietigd door een bevoegde autoriteit van het land waar of krachtens welk recht de uitspraak werd gewezen. De Hoge Raad oordeelt dat de rechter een arbitraal vonnis ondanks de vernietiging daarvan in bijzondere gevallen toch kan erkennen. Zo’n bijzonder geval deed zich in deze zaak niet voor. (meer…)

HR 26 september 2014, ECLI:NL:HR:2014:2837 (Republiek Ecuador/Chevron en TexPet)

Het bilateraal investeringsverdrag moet gelet op de parlementaire geschiedenis van art. 79 RO worden aangemerkt als “recht van vreemde staten” als bedoeld in art. 79 lid 1, aanhef en onder b RO. Het gaat hier immers om internationaal publiekrecht dat niet geldt in de Nederlandse rechtsorde. Hieruit volgt dat oordelen van het hof omtrent de inhoud en uitleg van het BIT (Bilateral Investment Treaty) in cassatie niet op juistheid kunnen worden onderzocht. (meer…)

Cassatieblog.nl