Selecteer een pagina

Alle berichten met de tag: devolutieve werking


HR 26 mei 2023, ECLI:NL:HR:2023:784 (K./V.)

De Hoge Raad komt terug van het arrest F./KSN.

Voor zover tegen een uitspraak geen rechtsmiddel wordt ingesteld, gaat die uitspraak in kracht van gewijsde. Als (het niet bestreden deel van) de uitspraak berust op een beslissing over de rechtsbetrekking in geschil, krijgt die beslissing bij het in kracht van gewijsde gaan van (dat deel van) de uitspraak gezag van gewijsde. Dit brengt mee dat de partij die nadeel ondervindt van die beslissing, voldoende belang kan hebben bij een rechtsmiddel tegen de uitspraak, ook al vindt zij daartoe in de uitkomst van het geding in eerdere aanleg geen aanleiding. Ziet de betrokken partij daarvan af, maar stelt de andere partij wel een rechtsmiddel tegen de uitspraak in, dan kan het gezag van gewijsde van de beslissing over de rechtsbetrekking in geschil worden ingeroepen voor zover die beslissing bij de beoordeling van het rechtsmiddel van belang is. Wordt op het gezag van gewijsde geen beroep gedaan, en komt de rechter tot een ander oordeel over de rechtsbetrekking in geschil, dan kan dat leiden tot tegenstrijdige beslissingen over die rechtsbetrekking. Die mogelijkheid is evenwel inherent aan een stelsel waarin het uitgangspunt is dat partijen bepalen welke geschilpunten zij aan de rechter voorleggen en tegen welke uitspraak (of deel daarvan) zij een rechtsmiddel aanwenden, en waarin het gezag van gewijsde niet ambtshalve wordt toegepast (art. 236 lid 3 Rv). De Hoge Raad ziet daarin geen aanleiding meer om aan de geïntimeerde/verweerder op die grond de devolutieve werking van het hoger beroep te ontzeggen.

(meer…)

Hoge Raad 26 mei 2023, ECLI:NL:HR:2023:784

Hoe verhouden de devolutieve werking en het gezag van gewijsde zich tot elkaar? Moet het hof de devolutieve werking ook toepassen als dat kan leiden tot een beslissing die tegenstrijdig is met een beslissing van de rechtbank die gezag van gewijsde heeft? Maartje Möhring bespreekt in drie minuten het arrest waarin de Hoge Raad antwoord geeft op deze vragen, én terugkomt van zijn eerdere rechtspraak (F/KSN).

Cassatievlog #060 is ook als podcast beschikbaar.

HR 17 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:867

De verstektoets van art. 139 Rv – is de vordering onrechtmatig of ongegrond? – heeft in hoger beroep niet steeds dezelfde werking als in eerste aanleg. In hoger beroep moet het hof eerst nagaan of de appellant met succes is opgekomen tegen de in eerste aanleg gedane uitspraak. Als dat het geval is, en de in hoger beroep niet-verschenen geïntimeerde in eerste aanleg wel is verschenen, moet het hof op grond van de devolutieve werking van het hoger beroep het in eerste aanleg door deze geïntimeerde gevoerde verweer bij de beoordeling betrekken. Het verweer dat de in hoger beroep wél verschenen geïntimeerden hebben gevoerd, strekt daarbij in beginsel niet ten gunste van de in hoger beroep niet verschenen geïntimeerde. (meer…)

HR 17 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:867

In dit vlog bespreekt Maartje Möhring een recente uitspraak van de Hoge Raad over de werking van de verstektoets van art. 139 Rv – komt de vordering de rechter onrechtmatig of ongegrond voor? – in hoger beroep. Is die werking hetzelfde als in eerste aanleg? En maakt het nog uit als in de procedure meerdere gedaagden zijn betrokken, die deels wel en deels niet verschijnen?

 

HR 19 maart 2021 ECLI:NL:HR:2021:417

De partij die (alleen) in eerste aanleg een bewijsaanbod doet, moet, als zij de stellingen van de wederpartij voldoende heeft betwist, gelet op de devolutieve werking in hoger beroep worden toegelaten tot het leveren van tegenbewijs. De merkenrechtelijke component van deze zaak ziet (onder andere) op de uitputting van een Uniemerk, specifiek in het kader van gesloten licentieovereenkomsten. (meer…)

Cassatieblog.nl