HR 8 juli 2022 ECLI:NL:HR:2022:1042

In de verzoekschriftprocedure bij de rechter over een beslissing over een klacht, als bedoeld in art. 10:7 Wvggz, dus nadat de klachtencommissie heeft beslist of niet tijdig een beslissing heeft genomen, liggen in beginsel zowel de klacht als de beoordeling van de schadevergoeding ter beoordeling voor. De rechter is bij de beoordeling van dit verzoekschrift in beginsel niet gebonden aan de beslissing van de klachtencommissie.

Achtergrond

Betrokkene had bij de klachtencommissie klachten ingediend over de verplichte toediening van medicatie en een tijdelijke overplaatsing, en onder verwijzing naar art. 10:11 lid 1 Wvggz verzocht om toekenning van schadevergoeding. De klachtencommissie had de klachten op 13 juli 2021 gegrond verklaard en het besluit over het verzoek om schadevergoeding aangehouden. Op 4 augustus 2021 had de klachtencommissie geoordeeld dat de zorgaanbieder een schadevergoeding van € 280,– aan betrokkene diende te betalen.

OP 22 september 2021 heeft betrokkene bij de rechtbank op de voet van art. 10:7 lid 1 Wvggz een verzoekschrift ingediend tegen het oordeel van de klachtencommissie dat een schadevergoeding van € 280,– billijk was; betrokkene verzocht een schadevergoeding van € 3.750,– toe te kennen.

De rechtbank heeft vervolgens de beslissingen van de klachtencommissie vernietigd, de klachten van betrokkene gegrond verklaard voor zover zij betrekking hadden op de schending van enkele vormvereisten, de klachten voor het overige ongegrond verklaard, en het verzoek om toekenning van schadevergoeding afgewezen.

Hoge Raad

In cassatie klaagde betrokkene dat de eerste beslissing van de klachtencommissie, van juli 2021, onherroepelijk was geworden op het moment dat betrokkene bij de rechtbank het verzoekschrift indiende gericht tegen de hoogte van de schadevergoeding, toegekend in de beslissing van augustus 2021. De rechtbank had daarom ten onrechte een oordeel gegeven over de klachten. De Hoge Raad oordeelt dat deze klacht faalt.

De Hoge Raad wijst er onder meer op dat in de Wvggz niet is bepaald dat de klachtencommissie afzonderlijk kan beslissen over de toekenning van schadevergoeding op grond van art. 10:11 lid 1 Wvggz. Voor de rechter is dit wel bepaald (art. 10:11 lid 2 Wvggz). Uit de wetsgeschiedenis blijkt niet dat de wetgever heeft bedoeld de klachtencommissie de mogelijkheid te geven afzonderlijk over de klacht en de toekenning van schadevergoeding te beslissen. De klachtencommissie dient daarom binnen de beslistermijn bedoeld in art. 10:5 lid 2 en lid 3 Wvggz een schriftelijke en gemotiveerde beslissing te nemen over zowel de klacht als, indien dit aan de orde is, de toekenning van schadevergoeding. Voordat de klachtencommissie beslist over de toekenning van schadevergoeding, dient zij tevens de zorgaanbieder te horen (art. 10:11 lid 3 Wvggz).

Indien de klachtencommissie binnen de beslistermijn bedoeld in art. 10:5 lid 2 en lid 3 Wvggz alleen een beslissing heeft genomen over de klacht, en de beslissing over de toekenning van schadevergoeding heeft aangehouden, heeft de klachtencommissie volgens de Hoge Raad niet tijdig een beslissing genomen als bedoeld in art. 10:7 lid 1 Wvggz. De betrokkene, de vertegenwoordiger of een nabestaande van de betrokkene, en de zorgaanbieder kunnen in dat geval binnen zes weken na de dag waarop de klachtencommissie uiterlijk een beslissing had moeten nemen een verzoekschrift als bedoeld in art. 10:7 lid 1 Wvggz indienen bij de rechter. Het verzoekschrift kan ook worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop de klachtencommissie alsnog haar schriftelijke en gemotiveerde beslissing over de toekenning van schadevergoeding aan de verzoeker heeft meegedeeld. In beide gevallen liggen in beginsel (maar zie hierna) zowel de klacht als de toekenning van schadevergoeding ter beoordeling aan de rechter voor.

Dat betekent dat het verzoekschrift van 22 september 2021 is ingediend binnen de termijn als bedoeld in art. 10:7 lid 2 Wvggz.

De Hoge Raad voegt daaraan ten overvloede de volgende overweging toe:

Indien de betrokkene, de vertegenwoordiger of een nabestaande van de betrokkene, of de zorgaanbieder een verzoekschrift indient bij de rechter als bedoeld in art. 10:7 lid 1 Wvggz, strekt dit verzoekschrift tot het verkrijgen van een beslissing over de klacht. De beslissing van de klachtencommissie ziet zowel op de klacht als, indien dit aan de orde is, op de toekenning van schadevergoeding (…). Een en ander brengt, mede gelet op de samenhang tussen de klacht en de toekenning van schadevergoeding, mee dat in de procedure bij de rechter in beginsel zowel de klacht als de toekenning van schadevergoeding ter beoordeling voorligt (…) en dat de rechter bij zijn beoordeling van het verzoekschrift in beginsel niet gebonden is aan de beslissing van de klachtencommissie. Dit is anders indien partijen ondubbelzinnig te kennen geven dat zij ten aanzien van bepaalde geschilpunten waarover door de klachtencommissie is beslist, geen beslissing van de rechter verlangen. In dat geval dient de rechter de beslissing van de klachtencommissie over die geschilpunten te eerbiedigen en daarmee bij zijn beslissing over daarmee samenhangende geschilpunten rekening te houden. [noot weggelaten]

Volgt verwerping.

Cassatieblog.nl

Share This