Selecteer een pagina

Alle berichten van: Marijse Neuteboom-Klink


HR 6 september 2013, ECLI:NL:HR:2013:BY5241

1. De executeur en afwikkelingsbewindvoerder van een nalatenschap heeft, in verband met zijn positie bij de afwikkeling van de nalatenschap, een voldoende belang bij voeging in een procedure waarin de vraag speelt welk recht op die afwikkeling van toepassing is.
2. Het woord “afwikkeling” in het kader van een nalatenschap heeft geen specifieke juridische betekenis. Die aanduiding dient ertoe de feitelijke afhandeling van een nalatenschap aan te duiden. Daaronder kon, in het onderhavige geval, zonder schending van enige rechtsregel ook de “verdeling” worden begrepen. (meer…)

HR 12 juli 2013, ECLI:NL:HR:2013:BZ7189

Voor beantwoording van de vraag of te late publicatie van de jaarrekening kwalificeert als onbehoorlijke taakvervulling door het bestuur dan wel als onbelangrijk verzuim in de zin van art. 2:248 lid 2 (slot) BW, is beslissend of de aangevoerde omstandigheden een aanvaardbare verklaring opleveren voor de te late publicatie. Dat die omstandigheden tot de risicosfeer van de bestuurder behoren, is daarbij niet van belang. (meer…)

HR 21 juni 2013, LJN CA3996 (Bettinehoeve Holding B.V./Fuel Investments B.V.)

In cassatie is de vraag aan de orde of het hof voldoende heeft gemotiveerd dat het risico dat een werknemer het verzoek tot waardeoverdracht van zijn pensioen na de overnamedatum zou doen, waartoe hij door de voordien gedane aanvraag de mogelijkheid had, niet valt onder de bij de overname gegeven garanties omtrent pensioenverplichtingen en eigen vermogen van de vennootschap. (meer…)

HR 14 juni 2013, LJN BZ4104 (Centavos/X)

Het feit dat een partij de postbus waarheen aan hem gerichte brieven zijn verstuurd niet zelf heeft aangewezen als het adres waarop hij bereikbaar is, brengt niet mee dat de uitzondering van art. 3:37 lid 3, tweede zin BW niet van toepassing is. De eis dat de postbus door de ontvangende partij moet zijn aangewezen als adres waarop hij bereikbaar is berust niet op de wet. (meer…)

HR 7 juni 2013, LJN BZ4115 (X/Centrafarm c.s.)

(1) Een stof waarvan de samenstelling en mogelijke eigenschappen op zichzelf bekend zijn en die om die reden op voor de hand liggende wijze voortvloeit uit de stand van de techniek, kan desondanks niet voor de hand liggend zijn en daarom octrooieerbaar, als uit de stand van de techniek op de prioriteitsdatum geen werkwijze bekend is om die stof te verkrijgen en met de geclaimde werkwijze derhalve voor het eerst die stof kan worden verkregen op een inventieve wijze. (2) Eiser tot cassatie kan in beginsel na het verstrijken van de cassatietermijn geen nieuwe klachten aanvoeren. Dit kan betekenen dat ook in het principale beroep aanstonds (voorwaardelijke) klachten (moeten) worden geformuleerd, in anticipatie op mogelijk slagende klachten in een incidenteel beroep. (meer…)

Cassatieblog.nl