HR 12 oktober 2012, ECLI:NL:HR:2012:BW8301 (Stichting De Thuiskopie/Opus Supplies Deutschland GmbH)

Een in het buitenland gevestigde rechtspersoon die lege informatiedragers verkoopt aan Nederlandse kopers, geldt als importeur in de zin van art. 16c lid 2 Aw en is daarom de thuiskopievergoeding verschuldigd.

Naar Nederlands recht is het toegestaan om voor eigen gebruik een kopie (“verveelvoudiging”) te maken van de meeste auteursrechtelijk beschermde werken, zoals boeken en muziek. (Bij sommige beschermde werken, zoals computerprogramma’s en bouwwerken, mag dit overigens niet.) De voorwaarde is, volgens art. 16b Auteurswet (Aw), dat de verveelvoudiging “beperkt blijft tot enkele exemplaren en welke uitsluitend dient tot eigen oefening, studie of gebruik van de natuurlijke persoon die zonder direct of indirect commercieel oogmerk de verveelvoudiging vervaardigt of tot het verveelvoudigen uitsluitend ten behoeve van zichzelf opdracht geeft“.

Gaat het nu om het maken van kopieën op “een voorwerp dat bestemd is om een werk ten gehore te brengen, te vertonen of weer te geven” (art. 16c Aw), een zogeheten drager, zoals een cd of dvd, dan moet er een billijke vergoeding worden betaald ten behoeve van de auteursrechthebbende. De wetgever heeft ervoor gekozen die vergoedingsplicht niet te leggen bij degene die de kopie maakt, maar bij de fabrikant of importeur van de dragers. Voor de fabrikant ontstaat de verplichting tot betaling van de vergoeding op het tijdstip dat de door hem vervaardigde voorwerpen in het verkeer kunnen worden gebracht. Voor de importeur ontstaat deze verplichting op het tijdstip van invoer. Van elke verkochte lege cd of dvd gaat uiteindelijk dus een deel van de opbrengst naar (potentiële) auteursrechthebbenden. De vergoeding wordt ten behoeve van de auteursrechthebbenden geïnd (en verdeeld) door Stichting de Thuiskopie.

Opus is een in Duitsland gevestigd bedrijf dat via internet blanco informatiedragers (cd’s, dvd’s) verkoopt aan Nederlandse klanten. Dat doet zij tegen prijzen waarvan duidelijk is dat daarin geen thuiskopievergoeding is verwerkt. Ook de afnemers van de dragers in Nederland dragen geen thuiskopievergoeding af. Ook in Duitsland draagt Opus geen vergoeding af die vergelijkbaar is met de thuiskopievergoeding. De vraag is nu of Opus te gelden heeft als “importeur” in de zin van art. 16c lid 2 Aw en dus toch moet betalen. Opus betoogt van niet, omdat zij in Duitsland gevestigd is en omdat zij bovendien een handigheidje toepast in haar contracten: als iemand vanuit Nederland cd’s bij Opus bestelt, wordt overeengekomen dat de dragers in Duitsland worden geleverd, en in opdracht van de koper naar Nederland worden verstuurd.

De mogelijkheid van EU-lidstaten om een thuiskopieregeling te hanteren vindt haar grondslag in art. 5 lid 2 onder b Auteursrechtrichtlijn. Art. 5 lid 5 van die richtlijn bepaalt echter dat de thuiskopie geen afbreuk mag doen aan de normale exploitatie van werken of ander materiaal en dat de wettige belangen van de rechthebbende niet onredelijk worden geschaad. Tegen deze achtergrond stelde de Hoge Raad in deze zaak in een eerder tussenarrest twee prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie EU:

“(i) Biedt richtlijn 2001/29/EG in het bijzonder in art. 5, lid 2 onder b en lid 5, aanknopingspunten voor de beantwoording van de vraag wie in de nationale wetgeving behoort te worden aangemerkt als de schuldenaar van de in art. 5, lid 2 onder b, bedoelde ‘billijke vergoeding’? Zo ja, welke?
(ii) Indien sprake is van een koop op afstand waarbij de koper in een andere lidstaat is gevestigd dan de verkoper, noopt art. 5 lid 5 van de richtlijn dan tot een zo ruime uitleg van het nationale recht dat ten minste in één van de bij de koop op afstand betrokken landen de in art. 5, lid 2 onder b, bedoelde ‘billijke compensatie’ is verschuldigd door een bedrijfsmatig handelende schuldenaar?”

Bij arrest van 16 juni 2011 antwoorde het HvJEU:

“1. Richtlijn 2001/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 betreffende de harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij, in het bijzonder artikel 5, leden 2, sub b, en 5 ervan, moet aldus moeten worden uitgelegd dat de eindgebruiker die voor privégebruik een reproductie vervaardigt van een beschermd werk, in beginsel moet worden aangemerkt als de schuldenaar van de in voornoemd lid 2, sub b, bedoelde billijke compensatie. Het staat de lidstaten evenwel vrij een vergoeding voor privégebruik in te voeren die dient te worden betaald door de personen die installaties, apparaten of informatiedragers ter beschikking stellen van de eindgebruiker, wanneer die personen beschikken over de mogelijkheid om het bedrag van die vergoeding door te berekenen in de door de eindgebruiker betaalde prijs van die terbeschikkingstelling.”

en:

“2. Richtlijn 2001/29, in het bijzonder artikel 5, leden 2, sub b, en 5 ervan, moet aldus worden uitgelegd dat de lidstaat die een stelsel heeft ingevoerd waarin de vergoedingen voor het kopiëren voor privégebruik van beschermde werken moeten worden betaald door de fabrikant of importeur van informatiedragers, en op wiens grondgebied het nadeel ontstaat dat auteurs lijden als gevolg van het privégebruik van hun werken door de aldaar wonende kopers, verplicht is om te garanderen dat die auteurs daadwerkelijk de billijke compensatie ontvangen die is bestemd om hen schadeloos te stellen voor dat nadeel. Dienaangaande is de enkele omstandigheid dat de bedrijfsmatig handelende verkoper van installaties, apparaten en informatiedragers is gevestigd in een andere lidstaat dan die waar de kopers wonen, niet van invloed op die resultaatsverplichting. Het staat aan de nationale rechter om, wanneer het onmogelijk is om de billijke compensatie bij de kopers te incasseren, het nationale recht aldus uit te leggen dat die compensatie bij een schuldenaar die optreedt als handelaar kan worden geïncasseerd.”

Daarmee is het pleit beslecht. Dat Opus in Duitsland is gevestigd, is niet van invloed op de resultaatsverplichting van Nederland om de billijke vergoeding te innen ter zake van de kopieën die door in Nederland wonende kopers worden gemaakt. De Hoge Raad overweegt dat als de kopers volgens de leveringsvoorwaarden als importeur zouden gelden, dat dan de billijke vergoeding in feite oninbaar zou zijn. Omdat het onmogelijk is om de billijke compensatie bij de kopers te incasseren, mag die rekening naar Opus worden verlegd. Opus heeft immers de mogelijkheid om die heffing door te berekenen in de prijs die zij rekent voor de dragers. Dat zij dat tot dusver niet heeft gedaan, komt voor haar rekening.

Cassatieblog.nl

Share This