Selecteer een pagina

HR 19 februari 2016, ECLI:NL:HR:2016:297

De rechter-commissaris (r-c) is gehouden om bij het geven van een beschikking ex artikel 58 Fw het in artikel 19 Rv verankerde beginsel van hoor en wederhoor in acht te nemen. Nu de beschikking van de r-c mede berust op bescheiden en gegevens waarover de partij ten nadele van wie de beschikking is gegeven zich niet heeft kunnen uitlaten, heeft de r-c het bepaalde in artikel 19 Rv geschonden. 

Artikel 58, eerste lid Fw kent aan de curator de bevoegdheid toe om pand- en hypotheekhouders een redelijke termijn te stellen om tot uitoefening van hun rechten overeenkomstig artikel 57 Fw over te gaan. Indien zij dit niet binnen die termijn doen, kan de curator de goederen opeisen en verkopen, onverminderd het recht van de pand- en hypotheekhouders op de opbrengst. De rechter-commissaris is bevoegd om de door de curator gestelde termijn op verzoek van de pand- of hypotheekhouder een of meerdere malen te verlengen.

In de zaak die tot het hier te bespreken arrest leidde stelde de curator op de voet van art. 58 Fw een termijn van veertien dagen aan een (gepretendeerd) pandhouder. De pandhouder – Crescendo N.V. – verzocht vervolgens de r-c om deze termijn te verlengen met zes maanden. De curatoren hebben zich hiertegen met een (omvangrijk) verweerschrift verzet. Bij beschikking, gegeven één dag na binnenkomst van dit verweerschrift, heeft de r-c het verzoek van de pandhouder afgewezen.

In cassatie klaagt de pandhouder dat de r-c diens recht op hoor en wederhoor heeft geschonden, door daags na ontvangst van het verweerschrift van de curator uitspraak te doen, zonder de pandhouder gelegenheid te bieden om op die stukken te reageren (terwijl hij zijn uitspraak mede op die stukken heeft gebaseerd). De Hoge Raad stelt voorop dat de door art. 58 lid 1 Fw aan de curator toegekende bevoegdheid strekt tot een voortvarende afwikkeling van de boedel (zoals eerder bepaald in HR 20 december 2013, ECLI:NL:HR:2013:2051, NJ 2014/151 [CB 2014-20]). De r-c dient daarom met voortvarendheid te beslissen op het verzoek om de door de curator gestelde termijn te verlengen. De r-c- moet daarbij echter wel het in art. 19 Rv verankerde beginsel van hoor en wederhoor in acht nemen. De Hoge Raad overweegt vervolgens:

“3.4.2 (…) Uit de hiervoor in 3.2.4 weergegeven beschikking blijkt dat de rechter-commissaris de curatoren in de gelegenheid heeft gesteld om te reageren op het verzoek van Crescendo tot verlenging van de door de curatoren op de voet van art. 58 lid 1 Fw gestelde termijn, en dat de curatoren daarop een verweerschrift met bijlagen hebben ingediend. Vervolgens heeft de rechter-commissaris zijn beschikking gegeven en deze gelijktijdig met het verweerschrift met bijlagen aan Crescendo gezonden, zonder Crescendo gelegenheid te bieden om op het verweerschrift en de bijlagen te reageren. Blijkens de beschikking heeft de rechter-commissaris zijn beslissing mede gebaseerd op hetgeen de curatoren in het verweerschrift en de bijlagen hebben aangevoerd.

Een en ander brengt mee dat de beslissing van de rechter-commissaris mede berust op bescheiden en gegevens waarover Crescendo – de partij ten nadele van wie die beschikking is gegeven – zich niet heeft kunnen uitlaten. Aldus heeft de rechter-commissaris het bepaalde in art. 19 Rv geschonden. De klacht treft derhalve doel.”

De Hoge Raad gaat over tot vernietiging van de beschikking van de r-c en wijst het geding terug naar de rechtbank ter verdere behandeling en beslissing. Hiermee volgt de Hoge Raad de conclusie van A-G Timmerman vóór dit arrest. De A-G wijst er nog op dat tegen een beslissing van de r-c in een procedure op de voet van art. 58 lid 1 Fw geen hoger beroep openstaat (beroep in cassatie staat wel open), terwijl de uitkomst van die procedure kan zijn dat een pand- of hypotheekhouder zijn positie als separatist verliest. Een beschikking op grond van dit artikel kan daarom, zo betoogt de A-G, niet louter als een maatregel van orde worden gezien, en om die reden zijn de elementaire beginselen van procesrecht van toepassing (met daarbij als extra reden de dubbele rol die de r-c in faillissementszaken vervult: hij is toezichthouder en geschilbeslechter).

Cassatieblog.nl

Share This