HR 15 juli 2022, ECLI:NL:HR:2022:1110
De Hoge Raad heeft beslist dat de regel dat degene die conservatoir beslag legt en handhaaft op eigen risico handelt en als gevolg daarvan ontstane schade moet vergoeden als het beslag achteraf ten onrechte gelegd blijkt te zijn, niet geldt indien (per abuis) bij de beslagene ook beslag is gelegd op zaken van een derde.
In deze zaak, waarin Nederlands recht van toepassing is, speelde een geschil tussen een bank en een (middellijk) bestuurder van een bedrijf in verband waarmee de bank in België, nadat de Rechtbank van Eerste Aanleg te Antwerpen daarvoor verlof had verleend, beslag had laten leggen onder die bestuurder. Het beslag werd vier dagen later door de bank weer opgeheven. Bij de beslaglegging door de Belgische gerechtsdeurwaarder was echter ook een laptop waarvan het bedrijf stelde eigenaar te zijn in beslag genomen en in bewaring gegeven aan een sekwester. Via die laptop kon toegang worden verkregen tot IT-systemen met vertrouwelijke gegevens van het bedrijf. Nadat het beslag was opgeheven, is deze laptop echter niet meer geretourneerd door de sekwester. Het bedrijf heeft daardoor aanzienlijke schade geleden omdat het de toegang tot zijn IT-systemen heeft moeten aanpassen.
Het bedrijf trachtte deze schade te verhalen op de bank en betoogde onder meer dat de regel dat degene die conservatoir beslag legt en handhaaft op eigen risico handelt en als gevolg daarvan ontstane schade moet vergoeden als het beslag achteraf ten onrechte gelegd blijkt te zijn, ook geldt indien (per abuis) bij de beslagene ook beslag is gelegd op zaken van een derde. Het bedrijf betoogde dat daarvoor immers nog minder rechtvaardiging bestond dan bij beslaglegging onder de beslagene zelf.
Het hof ging daar niet in mee omdat de bank er op had mogen vertrouwen dat de deurwaarder alleen goederen van de bestuurder zou beslaan omdat hem dat was opgedragen en daarom de inbreuk op het eigendomsrecht van het bedrijf niet aan de bank te wijten is. Ook kan die inbreuk volgens het hof niet op grond van de verkeersopvattingen aan de bank worden toegerekend. Daarvoor zijn volgens het hof bijkomende omstandigheden nodig, die echter niet waren gesteld of gebleken. In het bijzonder acht het hof van belang dat de gerechtsdeurwaarder en sekwester een eigen verantwoordelijkheid hebben en zich eenvoudiger dan de bank kunnen verzekeren.
Het middel komt onder meer op tegen de beslissing van het hof dat de inbreuk niet naar verkeersopvattingen aan de bank kan worden toegerekend. In het middel werd betoogd dat de regel dat degene die conservatoir beslag legt en handhaaft op eigen risico handelt en als gevolg daarvan ontstane schade moet vergoeden als het beslag achteraf ten onrechte gelegd blijkt te zijn, ook geldt indien bij de beslagene (per abuis) beslag wordt gelegd op zaken van een derde.
Ook de Hoge Raad gaat daar niet in mee. Hij herhaalt dat naar vaste rechtspraak ingeval beslag wordt gelegd voor een vordering die achteraf geheel ongegrond blijkt, een risicoaansprakelijkheid van de beslaglegger bestaat. Het betoog in het middel dat deze risicoaansprakelijkheid ook bestaat ingeval de deurwaarder bij het leggen van conservatoir beslag niet door het verlof bestreken zaken van een derde in beslag neemt, is volgens de Hoge Raad echter niet juist. Het cassatieberoep werd daarom verworpen.