Selecteer een pagina

Alle berichten met de tag: BW art. 7:663


HR 29 november 2019, ECLI:NL:HR:2019:1858

Het verwijzingshof moet, met inachtneming van alle feitelijke omstandigheden die de betrokken transactie kenmerken, opnieuw onderzoeken of een overgang van onderneming heeft plaatsgevonden. (meer…)

HR 24 mei 2019, ECLI:NL:HR:2019:792

Voor de vraag of sprake is van een overgang van het bedrijf is beslissend of de identiteit van het bedrijf behouden blijft, wat met name blijkt uit de daadwerkelijke voortzetting of de hervatting van de exploitatie ervan. Bij deze beoordeling moet rekening worden gehouden met alle feitelijke omstandigheden die de betrokken transactie kenmerken. (meer…)

HR 14 oktober 2016, ECLI:NL:HR:2016:2375 (GOM/BPF)

Bij overgang van een onderneming in het geval de werknemer zowel voor als na de overgang van de onderneming verplicht deelneemt in hetzelfde bedrijfstakpensioenfonds, gaat de verplichting tot betaling van vóór de overgang van de onderneming door de vervreemder onbetaald gelaten pensioenpremies over op de verkrijger van de onderneming. Het pensioenfonds verkrijgt in dat geval een eigen recht tegen de verkrijger tot inning van eventueel achterstallige pensioenpremies. (meer…)

HR 5 april 2013, LJN BZ1780 (Albron Nederland/FNV Bondgenoten c.s.)

Uit de wetsgeschiedenis van art. 7:663 BW volgt dat de wetgever beoogd heeft Richtlijn 2001/23/EG getrouw om te zetten. De (van de richtlijn afwijkende) bewoordingen van art. 7:663 BW zijn daarom niet doorslaggevend. Het hof heeft zich terecht niet van een richtlijnconforme interpretatie laten weerhouden door, in lijn met het antwoord van het Hof van Justitie op de door het hof gestelde prejudiciële vraag (zie het Albron-arrest), te oordelen dat het feit dat de cateringmedewerker ten tijde van de overgang van de onderneming waarvoor hij feitelijk werkzaam was, niet bij deze onderneming in dienst was, maar bij een zustermaatschappij, niet in de weg staat aan de toepasselijkheid van art. 7:663 BW. (meer…)

HR 11 mei 2012, ECLI:NL:HR:2012:BV9603

Art. 7:663 BW is niet van toepassing als de arbeidsovereenkomst met de werkgever op het tijdstip van de beweerde overgang van de onderneming al is geëindigd. Aan het vereiste van “opvolgend werkgeverschap” in art. 7:668a lid 2 BW is in de regel voldaan als enerzijds de nieuwe overeenkomst wezenlijk dezelfde vaardigheden en verantwoordelijkheden eist als de vorige overeenkomst, en anderzijds tussen de nieuwe werkgever en de vorige werkgever zodanige banden bestaan dat het door de laatste op grond van zijn ervaringen met de werknemer verkregen inzicht in diens hoedanigheden en geschiktheid in redelijkheid ook moet worden toegerekend aan de nieuwe werkgever. (meer…)

Cassatieblog.nl