HR 17 juli 2020, ECLI:NL:HR:2020:1312
Rechters-plaatsvervangers kunnen, als rechterlijke ambtenaren met rechtspraak belast, door het bestuur van het gerecht worden opgeroepen voor de behandeling en beslissing van zaken. De wet stelt geen beperkingen aan het aantal rechters-plaatsvervangers in de bezetting van een meervoudige kamer.
Deze zaak is het vervolg op HR 30 juni 2017, ECLI:NL:HR:2017:1187 (New Hairstyle) besproken in CB 2017-131. De werkneemster van New Hairstyle heeft in het geding na verwijzing verzocht – kort gezegd – haar een billijke vergoeding toe te kennen. Het hof heeft, na een mondelinge behandeling, de beschikking van de kantonrechter bekrachtigd waarin aan de werkneemster een lagere billijke vergoeding is toegekend dan verzocht. De beschikking van het hof is gegeven door een meervoudige kamer, bestaande uit een raadsheer en twee raadsheren-plaatsvervangers. Eén van deze raadsheren-plaatsvervangers was volgens een brief van de griffier van het hof van 21 mei 2019 werkzaam als raadsheer-plaatsvervanger met een aanwijzing.
Bij de inzet van het onderhavige, door de werkneemster van New Hairstyle, ingestelde cassatieberoep behelst het eerste onderdeel primair de klacht dat de beschikking van het hof in strijd is met fundamentele beginselen van een behoorlijke rechtspleging, omdat deze gegeven is in een combinatie bestaande uit twee raadsheren-plaatsvervangers en slechts één vaste raadsheer. Subsidiair betoogt het onderdeel dat het hof partijen voorafgaand aan de mondelinge behandeling had behoren te informeren over het voornemen om een dergelijke combinatie in te zetten en hen in de gelegenheid had moeten stellen te verzoeken dat de mondelinge behandeling zou worden gehouden ten overstaan van een combinatie met in elk geval twee vaste raadsheren.
De Hoge Raad gaat in op de klachten en overweegt allereerst dat raadsheren-plaatsvervangers en rechters-plaatsvervangers (hierna samen: “rechters-plaatsvervangers”’) rechterlijke ambtenaren zijn met rechtspraak belast. Evenals raadsheren en rechters worden zij bij koninklijk besluit voor het leven benoemd. Anders dan rechterlijke ambtenaren worden rechter-plaatsvervangers niet aangesteld voor een aantal uren, maar zij kunnen voor het verrichten van werkzaamheden door het bestuur van het gerecht worden opgeroepen. Zij kunnen hun ambt ook vervullen op basis van een aanwijzing voor een gemiddeld aantal uren per week. Het bestuur van een gerecht vormt voor het behandelen en beslissen van zaken meervoudige kamers en bepaalt de bezetting daarvan. De meervoudige kamer bestaat – tenzij in de wet anders is bepaald – uit drie rechterlijke ambtenaren met rechtspraak belast, van wie een als voorzitter optreedt (art. 6 lid 2 RO). Voor de behandeling en beslissing van zaken kan het bestuur dus rechters-plaatsvervangers oproepen.
De Hoge Raad overweegt vervolgens dat de wet geen beperkingen stelt aan het aantal rechters-plaatsvervangers in de bezetting van een meervoudige kamer. Hoewel in de professionele standaarden en in het kwaliteitszorgsysteem van de rechtspraak wordt opgemerkt dat het inzetten van meer dan één rechter-plaatsvervanger in een meervoudige kamer onwenselijk wordt geacht, merkt de Hoge Raad op dat dit niet kan afdoen aan de wettelijke bevoegdheid van het bestuur van het gerecht om meer dan één rechter-plaatsvervanger voor de behandeling en beslissing van zaken in een meervoudige kamer op te roepen. De Hoge Raad merkt hierbij op dat er verschillen bestaan tussen rechters-plaatsvervangers naar aard en achtergrond (zoals het zijn van oud-rechter, de aanwezigheid van specialistische kennis), en dat de keuze voor het aantal rechters-plaatsvervangers dat op een zaak wordt ingezet daardoor kan worden bepaald. Mede op die grond kan volgens de Hoge Raad niet worden aangenomen dat de inzet van meer dan één rechter-plaatsvervanger in een meervoudige kamer als zodanig in strijd is met de beginselen van een behoorlijke rechtspleging.
Volgt verwerping van het beroep.