Selecteer een pagina

Alle berichten van: Edith Hurkens


HR 30 maart 2012, ECLI:NL:HR:2012:BV1749

Een schuld die is ontstaan door een bankkrediet dat aan een van de echtgenoten is verleend kan niet op deze enkele grond worden aangemerkt als een verknochte schuld, ook niet als deze is ontstaan voor het huwelijk van partijen en als aan de andere echtgenoot geen verantwoording is of wordt afgelegd van de besteding van de aldus verkregen financiële middelen. Het hof heeft echter een onbegrijpelijk oordeel gegeven voor zover het heeft overwogen dat in dit geval geen grond bestaat voor afwijking van de hoofdregel van verdeling bij helfte op grond van de redelijkheid en billijkheid.  (meer…)

HR 17 februari 2012, ECLI:NL:HR:2012:BU6506 en ECLI:NL:HR:2012:BU6508

De verjaringstermijn van de vernietigingsbevoegdheid van een echtgenoot op grond van artikel 1:88 jo. 1:89 BW gaat lopen vanaf het tijdstip dat deze met de gesloten overeenkomsten daadwerkelijk bekend is geworden. De omstandigheid dat betalingen plaatsvonden via een “en/of”-rekening kan de gevolgtrekking wettigen dat de echtgenoot met de ontvangst van het oudste bankafschrift waarop de betalingen staan vermeld, bekend was met de betrokken overeenkomst. Het staat de wederpartij ingevolge art. 151 lid 2 Rv echter vrij tegenbewijs te leveren. Staat eenmaal vast dat de vernietigingsbevoegdheid is verjaard, dan biedt voeging met een beroep op art. 3:51 lid 3 BW geen soelaas meer. (meer…)

HR 27 januari 2012, LJN ECLI:NL:HR:2012:BU3777

Het uitzonderingskarakter van art. 6:130 lid 1 BW brengt mee dat een beroep op verrekening jegens een cessionaris slechts kan worden aanvaard als de tegenvordering van de schuldenaar voldoende nauw samenhangt met de gecedeerde vordering. De enkele omstandigheid dat vordering en tegenvordering in hetzelfde document zijn geregeld, brengt niet noodzakelijk mee dat zij uit dezelfde rechtsverhouding voortvloeien. (meer…)

HR 20 januari 2012, ECLI:NL:HR:2012:BU3100

Een akte van levering levert geen dwingende bewijskracht op tegen een in die akte genoemde derde-begunstigde en dus ook niet tussen twee in de akte genoemde derde-begunstigden onderling. De inhoud en strekking van art. 157 Rv en de eisen van het rechtsverkeer brengen mee dat een akte slechts dwingend bewijs oplevert ten behoeve van de wederpartij en haar rechtsverkrijgenden, dat wil zeggen degene die in de akte als zodanig is aangewezen of degene te wiens behoeve de ondertekenaar van de akte zich blijkens de tekst daarvan heeft verbonden. (meer…)

HR 4 november 2011, ECLI:NL:HR:2011:BR5310 en ECLI:NL:HR:2011:BU3271

Bij de vaststelling van (kinder)alimentatie heeft de feitenrechter een grote vrijheid, die bovendien gepaard gaat met (zeer) lage motiveringseisen. Cassatieklachten over die vaststelling zullen daarom doorgaans niet snel slagen. Op 4 november 2011 heeft de Hoge Raad echter twee uitspraken met betrekking tot de vaststelling van kinderalimentatie vernietigd. In het eerste geval achtte de Hoge Raad het onbegrijpelijk dat de door het hof vastgestelde verlaging van de alimentatie met terugwerkende kracht geen ingrijpende gevolgen voor de vrouw zou hebben. In het tweede geval was sprake van een kennelijke rekenfout van het hof bij de vaststelling van de alimentatie. (meer…)

Cassatieblog.nl