Alle berichten van: Mette van Asperen


HR 26 juni 2015 ECLI:NL:HR:2015:1749

De in art. 15 lid 2, aanhef en onder a en b, van de Rijkswet op het Nederlanderschap (Rijkswet) omschreven bescherming tegen het verlies van het Nederlanderschap komt ook toe aan een meerderjarige Nederlander die vrijwillig de nationaliteit van een nieuwe soevereine staat verkrijgt en op het grondgebied van die staat is geboren voordat het een zelfstandige en soevereine staat werd, en ten tijde van zijn naturalisatie zijn hoofdverblijf in die nieuwe soevereine staat heeft. (meer…)

HR 29 mei 2015, ECLI:NL:HR:2015:1414 ([minderjarige] / Bureau Jeugdzorg en de moeder)

Indien een verzilveringstermijn, d.i. een termijn waarbinnen de zorg moet zijn aangevangen, in het indicatiebesluit ontbreekt, volgt uit art. 29b lid 4 Wjz (oud) in verbinding met art. 5 lid 1, aanhef en onder d, EVRM dat de rechter een verzoek tot het verlenen van een machtiging gesloten jeugdzorg niet kan toewijzen. Hij kan, indien hij dat geraden acht, het Bureau Jeugdzorg in de gelegenheid stellen een nieuw indicatiebesluit over te leggen waarin bedoelde termijn wel is opgenomen. (meer…)

HR 10 juli 2015, ECLI:NL:HR:2015:1846

Vrijheidsbeneming op grond van een beslissing van de strafrechter, zoals een ISD-maatregel, sluit niet in alle gevallen een onvrijwillige opname in een psychiatrisch ziekenhuis met toepassing van de Wet Bopz uit. (meer…)

HR 10 april 2015, ECLI:NL:HR:2015:926

Indien termijnoverschrijding bij een rechterlijke beslissing tot het verlenen van een machtiging op grond van de Wet Bopz vaststaat, is aannemelijk dat de betrokkene door die overschrijding nadeel, dat op geld behoort te worden gewaardeerd, heeft geleden.  (meer…)

HR 3 april 2015, ECLI:NL:HR:2015:842

Ook indien de officier van justitie een verzoek om een voorlopige machtiging heeft ingediend na het verstrijken van de geldigheidsduur van de voortgezette inbewaringstelling kan de rechtbank de machtiging in beginsel verlenen. Het door de wettelijke termijnen beschermde belang van betrokkene staat echter eraan in de weg dat de machtiging wordt verleend voor een langere duur dan zes maanden, gerekend vanaf de datum waarop de voorafgaande machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling verstreek. (meer…)

Cassatieblog.nl