Alle berichten van: Monique Hazelhorst


HR 20 juni 2025, ECLI:NL:HR:2025:946 (Deutsche Lufthansa A.G. e.a./Stichting Cartel Compensation en Deutsche Lufthansa A.G./Equilib) en
HR 20 juni 2025, ECLI:NL:HR:2025:945 (Uzdaroji Akcine Bendrove Palink e.a./CNH Industrial N.V. e.a.)

  1. Als sprake is geweest van een enkele en voortdurende inbreuk op het Europese kartelverbod, dan is de vraag of het doeltreffendheidsbeginsel meebrengt dat hieruit – ter bepaling van het toepasselijke recht – voor elke benadeelde één schadevordering voortvloeit. 2. De Wet conflictenrecht onrechtmatige daad staat geen eenzijdige rechtskeuze voor de lex fori toe. 3. Niet duidelijk is of Verordening Rome II geheel of gedeeltelijk van toepassing is op schadevorderingen die voortvloeien uit een inbreuk die deels voor en deels na inwerkingtreding van deze verordening heeft plaatsgevonden. 4. Als een inbreuk zich uitstrekte over meerdere landen, dan is de vraag of het land waarvan de markt (waarschijnlijk) wordt beïnvloed in de zin van art. 6 lid 3 onder a Verordening Rome II het land is waar de benadeelde onderneming de betreffende goederen heeft gekocht, dan wel (als dat meerdere landen zijn) het land waar zij is gevestigd. 5. Het is de vraag of voor het uitbrengen van een eenzijdige rechtskeuze als bedoeld in art. 6 lid 3 onder b Verordening Rome II naast de in die bepaling genoemde voorwaarden ook de voorwaarde geldt dat de benadeelde zelf in meerdere landen schade heeft geleden. De Hoge Raad stelt over prejudiciële vragen aan het HvJEU over al deze vraagpunten, behoudens de beslissing ten aanzien van de Wet conflictenrecht onrechtmatige daad.

(meer…)

Hoge Raad 23 mei 2025, ECLI:NL:HR:2025:796

In civiele procedures moet de rechter gestelde feiten die door de wederpartij onvoldoende zijn betwist als vaststaand beschouwen. Die regel geldt ook in procedures waarin schadevergoeding wordt gevorderd naar aanleiding van feiten waarover gelijktijdig ook een strafprocedure wordt gevoerd. Dat is op zichzelf niet in strijd met het recht van een verdachte in een strafproces om niet aan zijn eigen veroordeling mee te werken, zo oordeelt de Hoge Raad. Afhankelijk van de omstandigheden van het geval kan dat anders zijn. Monique Hazelhorst bespreekt de uitspraak.

HR 23 mei 2025, ECLI:NL:HR:2025:820

(i) Een proceskostenbeding in een huurovereenkomst, op grond waarvan de huurder die tekortschiet in de nakoming van de huurovereenkomst alle gerechtelijke kosten moet betalen die de verhuurder maakt, is oneerlijk in de zin van Richtlijn 93/13/EG (hierna: de Richtlijn oneerlijke bedingen). Een dergelijk beding is daarom vernietigbaar.
(ii) Uit de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJEU) is niet met zekerheid af te leiden of de rechter vervolgens nog een proceskostenveroordeling op de voet van art. 237 e.v. mag uitspreken ten laste van de huurder. De Hoge Raad stelt hierover een prejudiciële vraag aan het HvJEU. (meer…)

HR 16 mei 2025, ECLI:NL:HR:2025:758

De bewindvoerder in een meerderjarigenbewind geldt als wettelijk vertegenwoordiger in de zin van art. 4:193 lid 1 BW. Die bepaling bevat regels over de aanvaarding en verwerping van nalatenschappen. Art. 1:441 BW geeft daarvoor deels andere regels. De Hoge Raad legt uit hoe deze regels zich tot elkaar verhouden. De bewindvoerder moet op grond van art. 4:193 lid 1 BW binnen drie maanden de in dat artikellid bedoelde verklaring omtrent de nalatenschap afleggen. Op grond van art. 1:441 lid 5 BW kan hij de nalatenschap met instemming van de rechthebbende ook zuiver aanvaarden. De bewindvoerder is, na machtiging door de kantonrechter, met uitsluiting van de rechthebbende bevoegd tot verwerping van de nalatenschap. Legt de bewindvoerder niet binnen de termijn van drie maanden een verklaring af, dan geldt de nalatenschap als beneficiair aanvaard.

(meer…)

Cassatieblog.nl