Alle berichten van: Sikke Kingma


HR 26 oktober 2018, ECLI:NL:HR:2018:1988 (Staat/V.)

Onder schuldeiser valt in de Faillissementswet te verstaan een natuurlijke persoon of een rechtspersoon. Vorderingen van organen en onderdelen van de Staat die geen rechtspersoonlijkheid bezitten, zoals de ontvanger en de belastingdienst, hebben voor de toepassing van de Faillissementswet te gelden als vorderingen van een en dezelfde schuldeiser, de Staat. Er is geen grond om hierop een uitzondering te maken voor organen of onderdelen van de Staat die organisatorisch, budgettair of begrotingstechnisch in vergaande mate zelfstandig zijn. (meer…)

HR 28 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1775 (Organik/Dow)

1. De maatstaf uit AIB/Novisem en Synthon/Astellas voor het aannemen van het bestaan van een rechtsbetrekking als bedoeld in art. 1019a Rv in verbinding met art. 843a Rv leent zich ook voor toepassing op een rechtsbetrekking die voortvloeit uit het onrechtmatig verkrijgen en gebruiken van bedrijfsgeheimen. Dat betekent dat ook in dat geval degene die inzage, afgifte of uittreksel van bewijsmateriaal verlangt, zodanige feiten en omstandigheden dient te stellen en met reeds voorhanden bewijsmateriaal dient te onderbouwen, dat voldoende aannemelijk is dat bedrijfsgeheimen onrechtmatig zijn verkregen en gebruikt.
2. Met ‘de hoofdzaak’ in art. 1019c lid 2 Rv is de procedure bedoeld waarin vorderingen gebaseerd op de gestelde onrechtmatige inbreuk geldend worden gemaakt, zoals een verbods- of schadeprocedure.
3. De gedetailleerde beschrijving van art. 1019b/1019d Rv is ook toelaatbaar in niet-IE-gevallen die voldoende gelijkenis vertonen met gevallen waarop de regeling van art. 1019 e.v. Rv van toepassing is, zoals bij de schending van bedrijfsgeheimen.

(meer…)

HR 13 juli 2018, ECLI:NL:HR:2018:1214, ECLI:NL:HR:2018:1215 en ECLI:NL:HR:2018:1217 (Fanofinefood / Levola)

(1) Anders dan bij visuele en auditieve overeenstemming, waarbij het gaat om directe, zintuiglijke waarneming, berust begripsmatige overeenstemming naar haar aard op een meer abstracte notie, zoals een gemeenschappelijke betekenis (wat ook bij vertaalde woordmerken het geval kan zijn), een gedeelde eigenschap of een gemeenschappelijk kenmerk van de beide tekens. Voor het onderzoek naar begripsmatige overeenstemming ligt in de redenering dan ook een – al dan niet tot uitdrukking te brengen – ‘veralgemeniserende’ schakel in de rede.
(2) Voor begripsmatige overeenstemming is vereist dat een substantieel deel van het (relevante) publiek bekend is met de overeenstemmende betekenissen.
(3) In het algemeen mogen geen hoge eisen worden gesteld aan de motivering of onderbouwing van de betwisting door een procespartij van een stelling van haar (de bewijslast daarvan dragende) wederpartij dat een bepaalde term en de betekenis daarvan bij het publiek bekend zijn.
(4) De stelling dat voor verwarringsgevaar dat louter op begripsmatige overeenstemming is gebaseerd, een bijzondere rechtvaardiging moet bestaan, vindt geen steun in de arresten Sir/Zirh en Puma/Sabel. (meer…)

HR 29 juni 2018, ECLI:NL:HR:2018:1046 (Brein/XS4ALL en Ziggo)

1. Een torrent index website als The Pirate Bay verricht een ‘mededeling aan het publiek’ in de zin van art. 3 lid 1 Auteursrechtrichtlijn.
2. Op een vordering van een rechthebbende tegen een internet service provider tot blokkade van een torrent index website die inbreuk op zijn rechten maakt, is de Handhavingsrichtlijn van toepassing, ook al maakt de provider zelf geen inbreuk.

(meer…)

HR 22 juni 2018, ECLI:NL:HR:2018:981

1. Van bewust roekeloos handelen in de zin van art. 8:1064 BW is sprake wanneer de aansprakelijk gestelde persoon het aan de gedraging verbonden gevaar kent en zich ervan bewust is dat de kans dat het gevaar zich zal verwezenlijken aanzienlijk groter is dan de kans dat dit niet zal gebeuren, maar hij zich door dit een en ander niet van dit gedrag laat weerhouden. Die maatstaf geldt ook in gevallen waarin sprake is van een vaststaand gevaar, bijvoorbeeld in gevallen van schade door het gebruik van een ondeugdelijk vervoermiddel.
2. Bij de beoordeling van de beroepsaansprakelijkheid van een cassatieadvocaat gaat het erom of het gebrekkige cassatieberoep (als dat niet gebrekkig was geweest) tot vernietiging zou hebben geleid en, zo ja, hoe na verwijzing over de zaak zou zijn geoordeeld. De rechter dient bij de hiervoor bedoelde beoordelingen uit te gaan van de stand van de rechtsontwikkeling op het moment waarop – de beroepsfout weggedacht – over de vordering of het rechtsmiddel zou zijn geoordeeld. (meer…)

Cassatieblog.nl