Dossier: Bijzondere overeenkomsten


HR 12 april 2013, LJN BY8728

De opdrachtgever die een aannemingsovereenkomst heeft opgezegd, en die op grond van art. 7:764 lid 2 BW in beginsel de volledige aanneemsom dient te betalen, heeft de stelplicht en bewijslast van het bestaan en de omvang van eventueel door de aannemer genoten besparingen, die in mindering op de verschuldigde aanneemsom moeten worden gebracht. Op de aannemer rust echter een belangrijke mededelingsplicht ten aanzien van (bestaan en omvang van) dergelijke besparingen. (meer…)

HR 15 maart 2013, LJN BY7840

Bij een overeenkomst met een maatschap zijn de individuele maten jegens de wederpartij persoonlijk aansprakelijk voor de nakoming van de daaruit voortvloeiende verplichtingen. Dit is in beginsel een aansprakelijkheid voor gelijke delen (art. 7A:1679-1681 BW). Bij aansprakelijkheid uit hoofde van een door de maatschap aanvaarde opdracht is echter iedere maat in beginsel jegens de opdrachtgever aansprakelijk voor het geheel (art. 7:407 lid 2 BW). Aan de persoonlijke aansprakelijkheid van individuele maten (met de mogelijkheid van verhaal op hun privévermogens) doet niet af dat ook de maatschap als geheel in rechte kan worden betrokken (met de mogelijkheid van verhaal op het maatschapsvermogen). (meer…)

HR 2 november 2012, ECLI:NL:HR:2012:BW9865 (T-Mobile/X)

De vaststelling van de klantenvergoeding als bedoeld in art. 7:442 BW verloopt in drie fasen. In de eerste fase moeten de voordelen die transacties met door de handelsagent aangebrachte klanten de principaal opleveren, worden gekwantificeerd. Vervolgens moet in de tweede fase beoordeeld worden of reden bestaat dit bedrag naar boven of beneden aan te passen met het oog op de billijkheid, gelet op alle omstandigheden van het geval en met name gelet op de door de handelsagent gederfde provisie. Ten slotte wordt in de derde fase getoetst of het uit de twee eerdere berekeningsfasen volgende bedrag het in lid 2 van art. 7:442 BW bedoelde maximumbedrag niet te boven gaat. (meer…)

HR 12 oktober 2012, ECLI:NL:HR:2012:BW9243 (Varde Investments/X)

De vraag of een volmacht is verleend en, zo ja, met welke inhoud, dient te worden beantwoord aan de hand van de maatstaven van art. 3:33 en 3:35 BW. Het afleggen van een opt-outverklaring zoals bedoeld in art. 7:908 lid 2 BW is niet aan te merken als een daad van beschikking in de zin van art. 3:62 lid 2 BW, nu die verklaring slechts erop is gericht dat geen gebondenheid ontstaat aan een verbindend verklaarde regeling. Geen rechtsregel staat eraan in de weg dat partijen na het uitbrengen van een opt-outverklaring een schikking aangaan met dezelfde of een andere inhoud. (meer…)

HR 12 oktober 2012,  ECLI:NL:HR:2012:BX5572

Indien opdrachtgever en opdrachtnemer van mening verschillen over de omvang van de opdracht, dient te worden vastgesteld wat partijen terzake zijn overeengekomen en strekt het Haviltex-criterium derhalve tot uitgangspunt. Onjuist is de aanpak van het hof, dat de omvang van de opdracht slechts heeft beredeneerd vanuit de vaststelling van hetgeen tussen partijen met betrekking tot de opdracht niet in geschil is. Voor de aan de overeenkomst te geven uitleg kunnen ook gedragingen van partijen na het sluiten van de overeenkomst van belang zijn. (meer…)

HR 10 augustus 2012, LJN BW6737 (Gemeente Rotterdam/Utopia U.A.)

Voor de beantwoording van de vraag of in een geval waarin partijen een gemengde huurovereenkomst hebben gesloten die betrekking heeft op een combinatie van woonruimte, 230a-bedrijfsruimte of 290-bedrijfsruimte, splitsing van de huurovereenkomst mogelijk is in afzonderlijke huurovereenkomsten voor de verschillende categorieën ruimten, dient de rechter acht te slaan op alle omstandigheden van het geval, waaronder het gebruik dat partijen bij het sluiten van de overeenkomst voor ogen heeft gestaan, het gebruik dat thans van het gehuurde wordt gemaakt, de inrichting van het gehuurde in relatie tot dat gebruik en de gevolgen van een eventuele splitsing voor het (overeengekomen en feitelijk) gebruik door de huurder. (meer…)

Cassatieblog.nl