Het overzicht van prejudiciële zaken vermeldt weer een aantal nieuwe civiele zaken waarin op grond van art. 392 Rv prejudiciële vragen aan de Hoge Raad zijn gesteld. De vragen zien op de volgende kwesties: (1) zijn de vennoten van een vof bij een door de vof gesloten arbeidsovereenkomst ieder afzonderlijk werkgever, (2) de reikwijdte art. 6:228 BW bij het afsluiten van een rentederivaat, (3) het bestaan en de omvang van aansprakelijkheid voor materiële en immateriële schade als gevolg van gaswinning in het Groningerveld en (4) geldt het in de BPR opgegeven briefadres als gekozen woonplaats.
Zijn de vennoten in een vof werkgever of kan alleen de vof zelf de werkgever zijn?
De rechtbank Almelo legt prejudiciële vragen voor aan de Hoge Raad met betrekking tot het faillissement van een vennootschap onder firma (vof). Indien een vennootschap onder firma een arbeidsovereenkomst met een werknemer sluit, gelden dan de vennoten van die vennootschap onder firma van rechtswege en in alle gevallen ieder afzonderlijk als werkgever?
Reikwijdte van art. 6:228 BW bij het afsluiten van een rentederivaat
De rechtbank Amsterdam heeft zich tot de Hoge Raad gewend met de vraag of aan de mededingingsplicht van art. 6:228 lid 1 sub b BW is voldaan bij het afsluiten van een rentederivaat. Kan er een beroep worden gedaan op dwaling als er bij het aangaan van het rentederivaat geen schade is geleden? Kan er worden gedwaald over zaken die niet aan de orde zijn geweest bij het aangaan van het rentederivaat?
Bestaan en omvang van aansprakelijkheid voor materiële en immateriële schade als gevolg van gaswinning in het Groningerveld
De rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen stelt prejudiciële vragen aan de Hoge Raad met betrekking tot het bestaan en de omvang van aansprakelijkheid voor materiële en immateriële schade als gevolg van de gaswinning in het Groningerveld.
In het BPR opgegeven briefadres als gekozen woonplaats
Met het stellen van prejudiciële vragen beoogt de rechtbank Rotterdam duidelijkheid te verkrijgen of een door een persoon in de BPR opgegeven briefadres als gekozen woonplaats als bedoeld in art. 1:15 BW geldt. Zo ja, wat zijn de gevolgen voor de betekening van een exploot en de bevoegdheid van de rechter? Zo nee, is een openbare betekening van het exploot als bedoeld in art 54 lid 2 Rv voldoende of moeten en/of kunnen er bij een bekend briefadres en/of andere bekende gegevens zoals een emailadres, nadere eisen worden gesteld?