Alle berichten met de tag: erkenning


HR 2 februari 2024, ECLI:NL:HR:2024:148

In het geval van kunstmatige bevruchting wordt met ‘een daad die de verwekking van het kind tot gevolg kan hebben gehad’ (art. 1:204 lid 4 BW) het hele traject van kunstmatige bevruchting bedoeld, en niet de enkele bevruchting van de eicellen en/of de terugplaatsing van het embryo. Dat betekent dat van ‘instemming als levensgezel’ (vereist voor vervangende toestemming bij erkenning) pas sprake is als de levensgezel en de moeder samen gekozen hebben voor het traject van kunstmatige bevruchting. (meer…)

HR 29 september 2023, ECLI:NL:HR:2023:1265 en ECLI:NL:HR:2023:1266

In twee echtscheidingszaken heeft de Hoge Raad de gelegenheid te baat genomen om het leerstuk van litispendentie uiteen te zetten. De Hoge Raad geeft zo een overzicht van de manier waarop rechters in eerste aanleg en in hoger beroep art. 12 Rv moeten toepassen in verschillende situaties. (meer…)

HR 29 september 2023 ECLI:NL:HR:2023:1265 en ECLI:NL:HR:2023:1266 

In de praktijk is het mogelijk dat een zaak die wordt aangebracht bij de Nederlandse rechter al eerder is aangebracht bij de rechter van een ander land. In zo’n geval rijst de vraag of de Nederlandse rechter, ook al is hij op zichzelf bevoegd, de behandeling toch zou moeten aanhouden of zich onbevoegd zou moeten verklaren, om zo tegenstrijdige beslissingen te voorkomen. Daarover gaan de twee uitspraken van de Hoge Raad die Ruben de Graaff in dit vlog bespreekt.

Cassatievlog #070 is ook als podcast beschikbaar.

Hoge Raad 13 mei 2022 (De wensouders), ECLI:NL:HR:2022:685

Er bestaat onduidelijkheid over de rechtsgevolgen in Nederland bij draagmoederschap in het buitenland, onder meer met betrekking tot het toepasselijk recht en de erkenning van in het buitenland vastgestelde afstemmingsrechtelijke relaties. De rechtbank Den Haag heeft hierover prejudiciële vragen gesteld aan de Hoge Raad. In dit vlog bespreekt Maartje Möhring het arrest van de Hoge Raad.

Cassatievlog #020 is ook als podcast beschikbaar.

HR 13 mei 2022, ECLI:NL:HR:2022:685

De Hoge Raad ziet op dit moment af van beantwoording van prejudiciële vragen over de rechtsgevolgen van draagmoederschap in het buitenland, omdat hierover op korte termijn een wetsvoorstel bij de Tweede Kamer zal worden ingediend. In de tussentijd kan de rechter in een concrete zaak een beslissing nemen aan de hand van de concrete omstandigheden van het geval. Daarbij kan de rechter ook overeenkomstige toepassing geven aan art. 10:100 en 10:101 BW. (meer…)

Cassatieblog.nl