HR 19 december 2014, ECLI:NL:HR:2014:3678
1. Doordat de vernietiging van een rechterlijke uitspraak terugwerkende kracht heeft, ontstaat de vordering tot ongedaanmaking van de verrichte prestatie op het moment waarop ter uitvoering van die uitspraak is gepresteerd.
2. Art. 194 Fw heeft niet slechts betrekking op baten die voor de curator c.q. de bewindvoerder ten tijde van de vereffening onbekend waren, maar ook op voor de curator c.q. bewindvoerder op dat moment bekende baten die hij in de omstandigheden van het geval op redelijke gronden niet heeft gerealiseerd en daarom niet in de slotuitdeling heeft betrokken. (meer…)