Selecteer een pagina

Alle berichten met de tag: schuldsanering


HR 17 oktober 2014, ECLI:NL:HR:2014:2999

In een procedure over de beëindiging van de schuldsaneringsregeling als bedoeld in art. 352354 Fw kan niet worden opgekomen tegen beslissingen omtrent de verificatie van vorderingen en omtrent het plaatsvinden van de verificatievergadering. Nu de vorderingen van de schuldeisers in het proces-verbaal van de pro forma verificatievergadering zijn erkend, heeft die erkenning op grond van art. 328 lid 1 Fw jo. art. 121 lid 4 Fw kracht van gewijsde in de schuldsanering. (meer…)

HR 28 juni 2013, ECLI:NL:HR:2013:48

Het Hof kon oordelen dat verzoeker met de aanvraag van zijn faillissement misbruik van bevoegdheid maakt, nu er geen bekende baten zijn en een faillissement, in verband met de daaraan verbonden kosten, slechts ertoe kan leiden dat de schulden van verzoeker nog verder toenemen. (meer…)

HR 14 juni 2013, LJN BZ7459

Uit het wettelijk stelsel van de schuldsanering volgt dat de omstandigheid dat de schuldenaar in de nakoming van een of meer uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen is tekortgeschoten, alleen dan reden mag zijn om hem de “schone lei” te onthouden indien de tekortkoming hem kan worden toegerekend. (meer…)

HR 22 februari 2013, LJN BY8092

De enkele omstandigheid dat verzoeker in een andere Europese lidstaat persoonlijk failliet is verklaard, staat er niet aan in de weg dat nadien in Nederland ten aanzien van verzoeker de schuldsaneringsregeling van toepassing wordt verklaard. De Insolventieverordening brengt daarbij mee dat de schuldsaneringsregeling slechts van toepassing kan worden verklaard indien is voldaan aan het vereiste dat verzoeker in Nederland een vestiging bezit. Daarnaast moet de schuldsaneringsregeling een secundaire procedure zijn, die dient te leiden tot liquidatie van de goederen van verzoeker. (meer…)

HR 18 november 2011, ECLI:NL:HYR:2011:BU4937

De rechterlijke bevoegdheid om het in een schuldsanering vrij te laten bedrag (VTLB) te verhogen (art. 295 lid 3 Fw) is een discretionaire bevoegdheid. Daarmee strookt niet dat rechters-commissarissen stelselmatig en zonder inachtneming van de omstandigheden van het geval het VTLB verhogen indien op de saniet een onderhoudsverplichting jegens minderjarigen rust. Richtlijn ‘4.7.2 Kinderalimentatie’ van het Rapport Alimentatienormen 2010 berust wel op die aanname en is daarom onverenigbaar met art. 295 lid 3 Fw. (meer…)

Cassatieblog.nl