Selecteer een pagina

HR 16 december 2022, ECLI:NL:HR:2022:1870

De mededelingsplicht van de verkoper prevaleert boven de eventuele onderzoeksplicht van de koper. Verder staat een geringe omvang van gebreken aan een goed op zichzelf niet in de weg aan non-conformiteit, evenmin als de omstandigheid dat de gebreken zijn verholpen.

Achtergrond: de koop van een schip

De eiser in deze zaak heeft in een koopovereenkomst van 26 november 2016 van verweerders een zeilschip gekocht voor € 245.000. Het schip is een in 1910 gebouwde koftjalk. De overeenkomst bevat onder meer de volgende bepalingen over het risico van mogelijke gebreken en de onderzoeks- en mededelingsplicht van de koper respectievelijk de verkopers:

“Artikel 5

De feitelijke levering van het verkochte aan koper zal geschieden in de staat waarin het zich bij het tot stand komen van deze overeenkomst bevindt (…).

Koper wordt voor de levering in de gelegenheid gesteld om het schip droog te zetten voor keuring van het onderwaterschip, kosten van droogzetten, de schoonmaak, de expertise, en de keuringskosten zijn voor rekening van Koper.

Kosten van eventueel door deze expert voorgeschreven herstellingen van of aan het onderwaterschip zijn voor rekening en risico van Verkoper (…).

Artikel 6

(…) Koper is voornemens het verkochte te gebruiken als zeegaand zeilcharterschip.

Aan Koper kenbare gebreken die daaraan in de weg kunnen staan, komen voor zijn risico. (…)
Koper heeft het recht het verkochte voor de feitelijke levering in- en uitwendig te inspecteren. Het verkochte zal worden overgedragen met alle daarbij behorende rechten en aanspraken, zichtbare en onzichtbare gebreken (…).

Artikel 11

Afgezien van het hiervoor bepaalde, staat Verkoper er voor in aan Koper met betrekking tot het verkochte die informatie te hebben gegeven die naar geldende verkeersopvattingen door hem ter kennis van de Koper dient te worden gebracht.

Koper aanvaardt dat de resultaten van het onderzoek naar die feiten en omstandigheden die naar geldende verkeersopvattingen tot zijn onderzoeksgebied behoren, voor zijn risico komen.”

Na enige tijd blijkt het schip te lekken door ernstige roestvorming. De koper stelt de verkopers hiervoor aansprakelijk en vordert schadevergoeding en vernietiging dan wel ontbinding van de koopovereenkomst op grond van dwaling (art. 6:228 BW) en non-conformiteit (art. 7:17 BW).

Oordelen rechtbank en hof

De rechtbank heeft de vorderingen afgewezen (ECLI:NL:RBNHO:2019:7297). Het hof heeft het vonnis van de rechtbank bekrachtigd (ECLI:NL:GHAMS:2021:1715). Ten aanzien van de gestelde dwaling, oordeelt het hof dat als de verkopers al een mededelingsplicht hadden van het feit dat de kapitein in 2016 aan hen had gemeld dat het schip tijdens het varen water maakte, dit niet meebrengt dat de koper was ontslagen van zijn onderzoeksplicht naar de staat van de scheepsromp. De koper heeft immers nagelaten gebruik te maken van de mogelijkheid, opgenomen in art. 5 van de koopovereenkomst, om het meer dan honderd jaar oude schip voor de levering droog te zetten en te inspecteren, aldus het hof. Als de koper heeft gedwaald, blijft dat op grond van art. 6:228 lid 2 BW voor zijn rekening. Het hof oordeelt over de gestelde non-conformiteit dat de gebreken daarvoor van te gering omvang zijn.

Hoge Raad: het hof miskent dat de mededelingsplicht prevaleert boven de onderzoeksplicht

De Hoge Raad vernietigt het oordeel van het hof met verwijzing naar zijn vaste rechtspraak, dat de mededelingsplicht van de verkoper prevaleert boven de eventuele onderzoeksplicht van de koper (zie b.v. HR 14 november 2008, ECLI:NL:HR:2008:BF0407, rov. 3.4.2). De gedachte is dat de verkoper de eventuele gebreken aan het goed dat hij verkoopt het beste kent en de goede trouw dan van hem vergt dat hij daarover open en eerlijk is als hij weet dat die gebreken ter zake doen voor de koper. Op dit punt wijkt ons recht af van bijvoorbeeld het Engelse recht, dat het uitgangspunt hanteert dat het hoofdzakelijk de verantwoordelijkheid is van de koper om de kwaliteit en geschiktheid van een goed moet onderzoeken voordat hij het koopt (caveat emptor, of ‘buyer beware’).

De Hoge Raad overweegt (rov. 3.1.5):

“Het hof heeft ofwel miskend dat in het algemeen aan een koper, ook een onvoorzichtige koper, niet zal kunnen worden tegengeworpen dat hij onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar de eigenschappen van het gekochte, wanneer de verkoper dienaangaande naar de in het verkeer geldende opvattingen een mededelingsplicht had maar heeft nagelaten de koper op de hoogte te stellen van bij de verkoper bekende feitelijke gegevens die relevant zijn voor de beantwoording van de vraag welke eigenschappen de koper met het oog op de beoogde bestemming van het gekochte mocht verwachten, ofwel zijn oordeel dat het bedoelde uitgangspunt in het onderhavige geval uitzondering lijdt onvoldoende gemotiveerd. In het laatste geval had het hof immers de bijzondere omstandigheden van het geval in zijn motivering moeten betrekken. Onderdeel 2 klaagt in dit verband terecht dat het hof geen kenbare aandacht heeft besteed aan het beroep van [de koper] op (i) het door [verweerders] voorafgaand aan de koop aan [de koper] overhandigde vlakdikterapport, (ii) de omstandigheid dat het schip bij de aankoop ‘onder Klasse’ voer en de in dat verband door [de koper] ingenomen stelling dat de klassecertificering zou zijn vervallen als [verweerders] ter zake van de melding van [de kapitein] zouden hebben voldaan aan hun meldplicht en (iii) art. 11 van de koopovereenkomst (zie hiervoor in 2.1 onder (ii)). Evenmin heeft het hof in dit verband voldoende aandacht besteed aan (iv) het betoog van [de koper] ten aanzien van de oorzaak van de in 2018 geconstateerde gebreken en de onjuistheid van de verklaringen van [verweerders] daarover en (v) de mate van deskundigheid van partijen.”

Hoge Raad: geringe omvang van gebreken staat niet in de weg aan non-conformiteit

Ook de afwijzing van het beroep op non-conformiteit in art. 7:17 BW door het hof gaat onderuit in cassatie. Volgens de Hoge Raad heeft het hof miskend dat een geringe omvang van gebreken aan een goed op zichzelf niet in de weg staat aan een beroep op non-conformiteit, evenmin als de omstandigheid dat de gebreken zijn verholpen en het goed vervolgens is gebruikt. De Hoge Raad overweegt (rov. 3.2):

“Onderdeel 4 bestrijdt het oordeel van het hof in rov. 3.7 dat de gebreken aan de scheepshuid in het vlak van het schip die aan het licht zijn gekomen tijdens de keuring op 2 april 2017, gelet op de geringe omvang, het feit dat ze zijn verholpen en de omstandigheid dat vervolgens het hele seizoen met [het zeilcharterschip] is gevaren, geen non-conformiteit opleveren in de zin van art. 7:17 BW. Het onderdeel treft doel. Het betoogt terecht dat het hof ofwel heeft miskend dat een geringe omvang van gebreken op zichzelf niet in de weg staat aan non-conformiteit, evenmin als de omstandigheid dat de gebreken zijn verholpen en dat [de koper] daarna het hele seizoen met het schip heeft gevaren, ofwel zijn oordeel dienaangaande onvoldoende heeft gemotiveerd.”

Volgt vernietiging en verwijzing.

Cassatieblog.nl

Share This