HR 25 oktober 2024, ECLI:NL:HR:2024:1552
Als bij de rechter twijfel bestaat of aan de eisen voor verlening van een zorgmachtiging is voldaan, moet hij óf het verzoek van de officier van justitie afwijzen óf nader onderzoek laten verrichten.
Achtergrond
De officier van justitie heeft verzocht om een aansluitende zorgmachtiging. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de advocaat van betrokkene verzocht om aanhouding van het verzoek in afwachting van een contra-expertise (‘second opinion’). De rechtbank verleent de zorgmachtiging, maar verzoekt wel een psychiater als deskundige op te treden en te rapporteren over de vraag welke diagnose(s) zij kan stellen ten aanzien van betrokkene. De beschikking van de rechtbank blijft in cassatie niet in stand.
Hoge Raad
Als bij de rechter twijfel bestaat over het antwoord op de vraag of aan de vereisten voor het verlenen van een zorgmachtiging is voldaan (art. 6:4 lid 1 Wvggz), moet hij óf het verzoek van de officier van justitie afwijzen óf nader onderzoek laten verrichten voordat hij de verzochte machtiging verleent. De vroegere rechtspraak (CB 2019-25) hierover onder de Wet BOPZ (oud) heeft zijn betekenis behouden onder de Wvggz.
Volgens de Hoge Raad is in deze zaak onduidelijk of bij de rechtbank twijfel bestond over het antwoord op de vraag of bij betrokkene sprake is van een psychische stoornis. De rechtbank heeft óf miskend dat zij geen machtiging voor verplichte zorg mag afgeven als zij er (nog) niet van overtuigd is dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, óf het oordeel dat bij betrokkene sprake is van een psychische stoornis onvoldoende gemotiveerd in het licht van het gelasten van een nader onderzoek.
Afdoening
De Hoge Raad vernietigt en wijst de zaak naar de rechtbank terug.