Alle berichten van: Gijsbrecht Nieuwland


HR 28 september 2018 ECLI:NL:HR:2018:1806

In dit arrest markeert de Hoge Raad de bevoegdheidsverdeling tussen de strafrechter en de civiele rechter: als een vordering of een verzoek uitsluitend strekt tot bescherming van de processuele belangen die een partij stelt te hebben bij de procesvoering bij de strafrechter, dan is die partij daarin niet-ontvankelijk bij de burgerlijke rechter. (meer…)

HR 17 november 2017, ECLI:NL:HR:2017:2901 (Famed/Kreikamp q.q.)

Een redelijke toepassing van art. 7:461 BW brengt mee dat ingeval in het kader van een geneeskundige behandelingsovereenkomst meerdere, als zodanig identificeerbare en op geld waardeerbare deelprestaties kunnen worden aangewezen, na verrichting van elk van die deelprestaties een daarmee corresponderende vordering tot betaling van loon ontstaat. (meer…)

HR 27 oktober 2017, ECLI:NL:HR:2017:2789

Wanneer de Staat wegens rechtmatig strafvorderlijk optreden aansprakelijk is voor schade aan zaken van een ander dan de verdachte moet – bij beoordeling van de vraag of de vergoedingsplicht van de Staat op de voet van art. 6:101 lid 1 BW moet worden verminderd of vervalt – het tweede lid van die bepaling buiten toepassing blijven. Dat betekent dat indien de beschadigde zaak werd gehouden door de verdachte, omstandigheden aan de zijde van de verdachte die hebben bijgedragen aan het ontstaan van de schade, niet aan die ander (de eigenaar) kunnen worden toegerekend. (meer…)

HR 24 maart 2017, ECLI:NL:HR:2017:488

De voor faillietverklaring geldende eis dat summierlijk blijkt van een steunvordering, vindt zijn rechtvaardiging hierin dat het faillissement ten doel heeft het vermogen van de schuldenaar te verdelen onder diens gezamenlijke schuldeisers. Met dat doel strookt niet de faillietverklaring van een schuldenaar die slechts één schuldeiser heeft. De Hoge Raad komt dan ook niet terug van het volgens vaste rechtspraak geldende pluraliteitsvereiste. (meer…)

HR 3 juni 2016, ECLI:NL:HR:2016:1046 (Rabobank/Reuser)

De verkrijger onder eigendomsvoorbehoud heeft – voordat betaling heeft plaatsgevonden – reeds een voorwaardelijk eigendomsrecht. Over dit recht kan hij ook beschikken: hij kan het vervreemden en hij kan er een beperkt recht op vestigen. In geval van vestiging van een pandrecht op de voorwaardelijke eigendom, komt het pandrecht – nadat de voorwaarde door betaling in vervulling is gegaan – van rechtswege op de zaak te rusten. (meer…)

Cassatieblog.nl