Alle berichten van: Gijsbrecht Nieuwland


HR 21 maart 2014, ECLI:NL:HR:2014:675 (X/SRC)

Art. 30 Fw is in cassatie niet reeds van toepassing nadat de stukken zijn gefourneerd voor arrest, maar pas nadat de termijn voor het indienen van een reactie op de conclusie van de Procureur-Generaal is verstreken. Faillietverklaring vóór dat moment leidt daarom tot schorsing van rechtswege van een procedure die de voldoening van een verbintenis uit de boedel ten doel heeft (art. 29 Fw) en brengt mee dat schorsing van een procedure met een ander doel kan worden verzocht teneinde de curator op te roepen (art. 2728 Fw).  (meer…)

HR 24 januari 2014, ECLI:NL:HR:2014:153 (Sansto c.s./mr. Reiziger q.q.)

(1) De bewijslast ten aanzien van de vraag of sprake is geweest van kennelijk onbehoorlijk bestuur en of dit een belangrijke oorzaak van het faillissement is geweest, rust ingevolge art. 150 Rv op de curator. (2) Voor aansprakelijkheid op grond van kennelijk onbehoorlijk bestuur is onvoldoende dat dit een voorwaarde is geweest voor het faillissement. 3. Een beroep in rechte op een vernietigingsgrond als geregeld in art. 3:51 lid 3 BW, is vormloos. (meer…)

HR 20 december 2013, ECLI:NL:HR:2013:2051 en ECLI:NL:HR:2013:2076 (Glencore/Curatoren Zalco; NB/Curatoren Zalco)

(i) Wanneer de uitoefening van een pandrecht binnen een door de curator gestelde termijn (in redelijkheid) niet mogelijk blijkt, is de rechter-commissaris weliswaar bevoegd de termijn voor het uitoefenen van het pandrecht te verlengen, maar is hij daartoe niet verplicht. (ii) De binding van de curator aan een bij vaststellingsovereenkomst gedane erkenning van een pandrecht, kan niet ongedaan gemaakt worden langs de weg van een op art. 69 Fw gebaseerd bevel van de rechter-commissaris aan de curator, strekkende tot (her)beoordeling van het paulianeuze karakter van de verpanding.  (meer…)

HR 20 december 2013, ECLI:NL:HR:2013:2046 (Staat/X)

Indien het openbaar ministerie een geldboete tracht te verhalen door beslaglegging (op grond van een dwangbevel), kan vanaf de aanvang van de tenuitvoerlegging – dus: na betekening van het dwangbevel (en niet eerst na beslaglegging) – verzet worden gedaan op grond van art. 575 lid 3 Sv. Deze verzetprocedure betreft een met voldoende waarborgen omklede rechtsgang, die in de weg staat aan een vordering bij de burgerlijke rechter. (meer…)

HR 6 december 2013, ECLI:NL:HR:2013:1910 (Rabobank Roermond-Echt c.s./mr. Deterink q.q.)

De regel van art. 241c lid 2 Fw – die de eigenaar van een bodemzaak onder omstandigheden bescherming biedt tegen een bodembeslag dat is gelegd tijdens de afkoelingsperiode in de surseance van de belastingschuldige – geldt niet (overeenkomstig) ten behoeve van de houder van een stil pandrecht op een bodemzaak die toebehoort aan de belastingschuldige.  (meer…)

Cassatieblog.nl