Dossier: Bijzondere overeenkomsten


HR 20 december 2019, ECLI:NL:HR:2019:2034

(1) De rechter moet eerst met behulp van de Haviltex-maatstaf de inhoud van (de wederzijdse rechten en plichten) vaststellen, en mag pas daarna beoordelen of die overeenkomst de kenmerken heeft van een bijzondere overeenkomst (kwalificatie) zoals een pachtovereenkomst. De rechter mag niet aan de hand van voorschriften die voor een pachtovereenkomst gelden, vaststellen of partijen wel of niet beoogden een pachtovereenkomst aan te gaan. (2) Het is niet uitgesloten dat op enig moment na het sluiten van een overeenkomst een ander dan de oorspronkelijke contractspartij in diens plaats als contractuele wederpartij moet worden aangemerkt. Of sprake is van een wijziging van een van de contractspartijen, hangt af van wat de betrokken partijen daaromtrent jegens elkaar hebben verklaard en over en weer uit elkaars verklaringen en gedragingen hebben afgeleid en redelijkerwijze mochten afleiden. (meer…)

HR 11 oktober 2019, ECLI:NL:HR:2019:1578 (VvE/Gemeente Bloemendaal).

Bij ernstig tekortschieten van de erfpachter kan de eigenaar de erfpacht opzeggen. In dat geval heeft de erfpachter wel recht op een vergoeding van de waarde van het zakelijk recht, met aftrek van wat de eigenaar nog te vorderen heeft. Wanneer het erfpachtrecht in appartementsrechten is gesplitst, geldt datzelfde voor de gewezen eigenaar van het appartementsrecht. Hiervan kan niet ten nadele van de voormalig rechthebbende worden afgeweken. In de erfpachtakte kan een regeling worden opgenomen voor de wijze waarop die waarde van het zakelijk recht moet worden bepaald. Omdat niet ten nadele van de voormalig rechthebbende kan worden afgeweken van de verplichting van de eigenaar om de waarde van het zakelijk recht te vergoeden, is een in de akte opgenomen regeling nietig als deze niet in redelijkheid kan worden geacht ertoe te strekken dat minstens de naar objectieve maatstaven vast te stellen waarde van het zakelijk recht wordt bepaald. Wanneer de opgenomen regeling niet nietig is, kan deze in een concreet geval alsnog buiten toepassing blijven als het resultaat naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. (meer…)

HR 28 september 2018 ECLI:NL:HR:2018:1811

In dit geval betrof de vordering uit hoofde van aansprakelijkheid een vordering jegens de partij die opschortte, en daarom was er sprake van samenhang in de zin van art. 6:52 BW, en niet zoals het hof had geoordeeld sprake van afgeleide schade. (meer…)

HR 29 juni 2018 ECLI:NL:HR:2018:1020

Volgens het stelsel van de Wet inrichting landelijk gebied (Wilg) dienen alle voor- en nadelen als gevolg van de ruiling via de LGR (lijst der geldelijke regelingen) te worden verrekend. Daarmee wordt voorzien in een algehele financiële afwikkeling van de herverkaveling. Het gaat daarbij niet alleen om verschillen in oppervlakte, maar ook om eventuele verschillen in gebruikswaarde of kwaliteit. (meer…)

HR 22 juni 2018, ECLI:NL:HR:2018:972

De art. 3:250 e.v. BW en 2:198 lid 6 BW moeten zo worden uitgelegd dat ook bij de executoriale verkoop van aandelen door de pandhouder met inachtneming van een statutaire blokkeringsregeling de regeling van art. 3:250 e.v. BW van toepassing is. De art. 3:250 e.v. BW zijn dus ook van toepassing op de executoriale verkoop van aandelen die onderworpen zijn aan de aanbiedingsregeling van art. 2:195 lid 1 BW(meer…)

HR 8 juni 2018 ECLI:NL:HR:2018:874

Bescherming pachter bij samenstel van overeenkomsten in de zin van artikel 7:313 lid 3 BW. Begrip ‘dezelfde partijen’. Artikel 7:313 lid 3 BW veronderstelt een complex van gebouwen en land. Kwalificatie pachtovereenkomst en maatstaf Timeshare-arrest (‘alsgeheeltoets’).  (meer…)

Cassatieblog.nl