HR 14 juli 2020, ECLI:NL:HR:2020:1300

Art. 15 lid 1 Wnr moet aldus worden uitgelegd dat niet alleen de bevoegdheid tot inning en verdeling van de billijke vergoeding, maar ook de bevoegdheid tot vaststelling daarvan exclusief aan Sena toekomt.

‘Lolly’ is een deuntje dat was gecomponeerd als achtergrondmuziek voor Tel Sell-reclames. De componist/uitvoerend kunstenaar van het liedje en zijn muziekuitgever/fonogrammenproducent vonden dat zij te weinig billijke vergoeding hadden gekregen voor het afspelen van de muziek tijdens de reclames. Als naburigrechthebbenden maken zij in beginsel aanspraak op een billijke vergoeding (art. 7 Wet op de naburige rechten, Wnr). Zij spraken daarom Sena aan. Sena is een collectieve beheersorganisatie, en is krachtens art. 15 Wnr door de minister van Justitie aangewezen als representatieve rechtspersoon die met uitsluiting van anderen met de inning en verdeling van de billijke vergoeding is belast. Sena riep RTL op in vrijwaring, als de zender die verantwoordelijk was voor het doen van opgave over het muziekgebruik tijdens televisieprogramma’s. RTL wendde zich op haar beurt weer tot (de rechtsopvolgers van) Tel Sell. In de cassatieprocedure waren deze vrijwaringsprocedures overigens even geparkeerd, maar trad RTL wel op als verweerster naast Sena omdat zij zich in hoger beroep aan de zijde van Sena had gevoegd.

In cassatie ging deze zaak vooral hierom: er was in het verleden wel betaald voor het liedje (door Tel Sell aan de rechthebbenden), en het hof Den Haag oordeelde dat de artiest en de fonogrammenproducent daarom niets meer te vorderen hadden. Zij klaagden daarop in cassatie dat het hof ten onrechte had aangenomen dat buiten Sena om afspraken kunnen worden gemaakt tussen partijen over de billijke vergoeding. Nu bepaalt de wettekst van art. 15 Wnr alleen dat Sena exclusief bevoegd is tot inning en verdeling van de billijke vergoeding. Maar is Sena ook exclusief bevoegd om afspraken te maken over de hoogte van de billijke vergoeding?

Ja, oordeelt de Hoge Raad:

“In de parlementaire geschiedenis is geen aanknopingspunt te vinden voor de opvatting dat de wetgever de rechthebbende zelf de bevoegdheid heeft willen laten om met de betalingsplichtigen te onderhandelen over de tariefstelling. Anders dan het hof in rov. 5.2 heeft geoordeeld, is er geen grond om aan te nemen dat de wetgever in art. 15 lid 1, tweede volzin, Wnr bewust de woorden ‘met uitsluiting van anderen’ heeft weggelaten. Dit geldt temeer omdat de termen ‘vaststelling’ en ‘inning’ in de tweede volzin in één adem worden genoemd, terwijl ingevolge de eerste volzin buiten twijfel is dat de inning bij uitsluiting aan Sena is opgedragen. In het licht van het voorgaande moet art. 15 lid 1 Wnr derhalve aldus worden uitgelegd dat niet alleen de bevoegdheid tot inning en verdeling van de billijke vergoeding, maar ook de
bevoegdheid tot vaststelling daarvan exclusief aan Sena toekomt.”

Sena had in hoger beroep en cassatie over deze rechtsvraag geen standpunt ingenomen, en wordt daarom niet in de proceskosten veroordeeld. Het incidentele beroep van RTL wordt verworpen. Daarin was de vraag opgeworpen of, zoals in de literatuur wel is betoogd, de billijke vergoeding – die de volgens de wettekst ’tegenprestatie’ vormt van uitzending van een fonogram zonder toestemming van de rechthebbende – ook verschuldigd is als er wél toestemming voor uitzending is gegeven door de rechthebbende. De Hoge Raad motiveert de verwerping niet, zodat niet duidelijk is of de klacht op inhoudelijke gronden is verworpen (dan had een motivering misschien wel in de rede gelegen) of bijvoorbeeld, zoals de advocaat-generaal concludeerde, bij gebrek aan belang.

Sena werd in cassatie bijgestaan door de auteur, en in eerdere instanties door Jan Bart van de Hel en Eric Keyzer.

Cassatieblog.nl

Share This