HR 24 september 2021, ECLI:NL:HR:2021:1353
Van de wettelijke regeling voor het beëindigen van de toepassing van de schuldsaneringsregeling mag niet worden afgeweken als het boedelactief een beperkte omvang heeft. Ook dan moet een verificatievergadering plaatsvinden en een slotuitdelingslijst worden opgemaakt.
Juridisch kader
De Faillissementswet schrijft voor dat de schuldsaneringsregeling voor natuurlijke personen in beginsel een looptijd van drie jaar heeft (art. 349a Fw). Kort voor het einde van de looptijd houdt de rechtbank een zitting waarop de beëindiging wordt behandeld. Daarna doet zij uitspraak over de vraag of de schuldenaar, kort gezegd, aan de op hem rustende schuldsaneringsverplichtingen heeft voldaan en of een eventuele toerekenbare tekortkoming van de schuldenaar buiten beschouwing blijft (art. 352-354 Fw). De uitkomst van deze beoordeling is beslissend voor het al dan niet verkrijgen van een ‘schone lei’ als bedoeld in art. 358 Fw. Zodra deze uitspraak in kracht van gewijsde is gegaan, moet een verificatievergadering plaatsvinden en moet de bewindvoerder een slotuitdelingslijst opmaken (art. 356 lid 1 Fw) en ter griffie van de rechtbank deponeren (art. 349 lid 5 BW in verbinding met art. 183-185 Fw).
Geen slotuitdelingslijst hoeft te worden opgemaakt als de rechtbank de schuldsaneringsregeling via de vereenvoudigde procedure van art. 354a Fw vroegtijdig en zonder verificatievergadering heeft beëindigd. Deze uitzondering kan worden toegepast als er nog geen dag voor de verificatievergadering is bepaald (lid 1) en redelijkerwijs niet de verwachting bestaat dat de schuldenaar op zodanige wijze aan zijn verplichtingen kan voldoen dat voortzetting gerechtvaardigd is (lid 2).
Aanleiding voor de prejudiciële vragen
De prejudiciële vragen van de rechtbank Limburg stellen in de kern aan de orde of de hiervóór genoemde mogelijkheid van informele uitdeling zonder verificatievergadering en zonder slotuitdelingslijst ook mag worden benut als de schuldsaneringsregeling niet vroegtijdig wordt beëindigd, maar de volle looptijd heeft geduurd en een boedelactief van minder dan € 2.000,– resteert.
Die mogelijkheid is thans opgenomen in art. 4.3 van de Recofa-richtlijnen voor schuldsaneringsregelingen (versie 2018). Daarbij hanteren de rechtbanken in de praktijk verschillende methoden. De ‘Overijsselse’ methode past art. 354a Fw toe, ook al is deze bepaling alleen bedoeld voor vroegtijdige beëindiging en niet voor beëindiging na afloop van de reguliere termijn. Deze methode is intussen overgewaaid naar de rechtbanken Amsterdam en Noord-Holland, terwijl een variant daarop wordt gehanteerd in Utrecht en Limburg. De ‘Gelderse’ methode kiest voor een gecombineerde eindzitting en verificatievergadering, ook al mag de verificatievergadering volgens de wet pas plaatsvinden nadat de uitspraak in gezag van gewijsde is gegaan. Deze methode wordt in Oost-Brabant en Rotterdam gevolgd (zie voor dit alles de conclusie van A-G De Bock, onder 2.24-2.28).
Een belangrijk motief voor sommige rechtbanken lijkt te zijn dat bij het deponeren van een slotuitdelingslijst griffierecht moet worden betaald. Dit griffierecht bedraagt op dit moment € 657 en dat wringt in zaken waarin – na aftrek van het salaris van de bewindvoerder en overige boedelkosten – weinig actief resteert om uit te delen aan de schuldeisers (zie daarover de conclusie van A-G De Bock, onder 4).
Beantwoording van de prejudiciële vragen door de Hoge Raad
De Hoge Raad laat echter geen ruimte voor deze bestaande praktijk van informele uitdelingen. Hij stelt voorop dat de wetgever de regel dat een slotuitdelingslijst wordt opgemaakt van essentieel belang heeft geacht en heeft overwogen dat deze regel ook moet gelden als er geen actief ter verdeling is. De wetgever heeft op deze regel uitsluitend een uitzondering willen maken voor het geval dat de vereenvoudigde procedure van art. 354a Fw wordt toegepast. Er bestaat volgens de Hoge Raad geen grond om deze uitzondering naar andere situaties door te trekken. Daarbij brengt hij in herinnering dat de vereiste verificatievergadering vaak ook pro forma kan plaatsvinden (r.o. 2.5.3).
De omstandigheid dat voor het ter griffie van de rechtbank deponeren van de slotuitdelingslijst een uit de baten van de boedel te betalen griffierecht verschuldigd is en dat dit bezwaarlijk is voor boedels met weinig actief, vormt volgens de Hoge Raad evenmin grond om af te wijken van de wettelijke regeling voor het beëindigen van de toepassing van de schuldsaneringsregeling. Het is aan de wetgever om te beoordelen of en hoe daarin moet worden voorzien (r.o. 2.5.3).
Slotsom
Slotsom is dat de wettelijke schuldsaneringsregeling steeds moet worden toegepast, ongeacht de omvang van het boedelactief. Daarbij moet dus ook een (eventueel pro forma te houden) verificatievergadering plaatsvinden en een slotuitdelingslijst worden opgemaakt. Het is aan de wetgever om desgewenst een uitzondering te creëren voor schuldsaneringszaken die eindigen met een gering boedelactief. Dat had A-G De Bock eerder ook geconcludeerd.