Alle berichten met de tag: kort geding


Hoge Raad 25 oktober 2024, ECLI:NL:HR:2024:1541

Als in een kort geding op het moment van de beslissing in hoger beroep geen spoedeisend belang bestaat, wijst het hof de vordering af. Maar dat betekent niet per se dat het vonnis in eerste aanleg niet juist was. Dat kan van belang zijn omdat in de periode tussen het vonnis in eerste aanleg en de beslissing in hoger beroep dwangsommen zijn verbeurd (op grond van het vonnis in eerste aanleg). Hoe moet de rechter in hoger beroep hiermee omgaan – en, vooral, wat moet hij in zo’n geval ambtshalve beoordelen? Maartje Möhring bespreekt in drie minuten de uitspraak van de Hoge Raad hierover.

Cassatievlog #111 is ook in podcast vorm beschikbaar. Beluister hier de podcast of via uw favoriete podcastkanaal.

 

HR 15 september 2023, ECLI:NL:HR:2023:1216 (cassatie in belang der wet)

(i) De AVG biedt ruimte voor een herhaald verzoek op grond van art. 15 t/m 22 AVG. Zo’n herhaald verzoek is niet al kennelijk ongegrond of buitensporig wanneer daar geen nieuwe feiten of omstandigheden aan ten grondslag zijn gelegd.
(ii) Een betrokkene die daarbij spoedeisend belang heeft kan vóór of tijdens de verzoekschriftprocedure van art. 35 UAVG een voorlopige voorziening vragen, ook bij een herhaald verzoek. Voor de onderbouwing van de spoedeisendheid gelden dan geen andere of hogere eisen dan normaal in kort geding.

(meer…)

Hoge Raad 31 maart 2023 (de vrouw/de man)
Hoge Raad 31 maart 2023 (cassatie in belang der wet)
ECLI:NL:HR:2023:503
ECLI:NL:HR:2023:499

De Hoge Raad heeft in twee uitspraken iets gezegd over wat een rechter wel en niet kan oordelen in kort geding. Zo kan hij geen verklaring voor recht geven, maar wel een gemeenschap voorlopig verdelen. Paul Tanja bespreekt deze zaak.

Cassatievlog #054 is ook als podcast beschikbaar.

HR 14 september 2018 ECLI:NL:HR:2018:1673

De eis dat de werknemer bij een loonvordering een deskundigenverklaring moet overleggen (art. 7:629a BW) geldt niet in kort geding. Het is aan de kortgedingrechter overgelaten om te bepalen of een deskundigenverklaring in een concreet geval wenselijk is.   (meer…)

Hoge Raad 3 juni 2016, ECLI:NL:HR:2016:1087

1. De aanhangigheid van het kort geding komt in beginsel te vervallen door een mededeling van de eiser aan de gedaagde, strekkende tot intrekking van het kort geding, tenzij gedaagde tijdig aan de eiser en de voorzieningenrechter mededeelt dat het geding desondanks doorgang dient te vinden omdat hij een beslissing omtrent de proceskosten verlangt. 2. Art. 1019h Rv is ook in (ingetrokken) kort gedingen in IE-zaken van toepassing. De kosten die gemaakt worden ter vaststelling van de proceskosten van het ingetrokken geding vallen echter niet onder het bereik van dit artikel. 3. Art. 9.1 van het Procesreglement kort gedingen is onverbindend. De Hoge Raad stelt een overgangsmaatregel in voor de periode van drie maanden na datum arrest. (meer…)

Cassatieblog.nl