Alle berichten met de tag: redelijkheid en billijkheid


HR 23 juni 2017, ECLI:NL:HR:2017:1137

1. Voor de waardering van het perceel is niet van belang dat dit ten tijde van het eindarrest niet meer tot de onverdeeldheid behoorde; 2. Het hof is buiten de grenzen van de rechtsstrijd getreden door ambtshalve te oordelen dat verschuldigdheid van rente naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn. (meer…)

HR 15 april 2016, ECLI:NL:HR:2016:660 (Provincie Noord-Holland c.s./Gemeente Amsterdam)

Een voor onbepaalde tijd gesloten duurovereenkomst kan naar de bedoeling van partijen niet-opzegbaar zijn, met dien verstande dat de wederpartij van degene die zich op de niet-opzegbaarheid beroept, onder omstandigheden daartegen een beroep kan doen op art. 6:248 lid 2 BW en 6:258 BW. De stelplicht en bewijslast van de niet-opzegbaarheid rusten op de partij die zich daarop beroept. Voor die stelplicht en bewijslast gelden geen verzwaarde eisen. (meer…)

HR 25 maart 2016, ECLI:NL:HR:2016:503 (HLA/Kadaster)

Bij een meervoudige onderhandse aanbesteding is de aanbesteder vrij zelf de partijen te selecteren die hij tot die procedure wenst toe te laten. De beginselen van gelijke behandeling en transparantie brengen mee dat de aanbesteder zijn selectie wel moet baseren op objectieve criteria. In casu heeft het Kadaster een objectief selectiecriterium gehanteerd, door uitsluitend bedrijven uit te nodigen die interesse voor het onderhavige project hadden getoond. (meer…)

HR 5 februari 2016, ECLI:NL:HR:2016:200 (Eiser/Gemeente Sittard-Geleen)

Voor het beletten van de vervulling van een voorwaarde in de zin van art. 6:23 lid 1 BW is vereist dat de niet-vervulling van de voorwaarde is veroorzaakt door toedoen van de partij die daarbij belang heeft. Indien de niet-vervulling haar oorzaak vindt in andere omstandigheden dan de gedragingen van die partij, is van beletten in de zin van art. 6:23 lid 1 BW geen sprake. (meer…)

HR 28 november 2014, ECLI:NL:HR:2014:3463 (eiseressen / Delta Lloyd)

Een beroep op verjaring van een aan een pandrecht onderliggende vordering kan onder omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zijn. Het komt daarbij aan op een waardering van alle omstandigheden van het geval in het licht van de aard en de strekking van art. 3:323 BW. (meer…)

Cassatieblog.nl