Selecteer een pagina

Alle berichten met de tag: redelijkheid en billijkheid


HR 7 oktober 2022, ECLI:NL:HR:2022:1374

De werkgever is de aanzegvergoeding steeds verschuldigd als hij zijn werknemer niet schriftelijk heeft medegedeeld dat de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd niet zal worden voortgezet. Dit geldt ook als dit laatste voor de werknemer langs andere weg duidelijk was of de werknemer geen nadeel heeft geleden door het niet naleven van deze schriftelijkheidseis. (meer…)

HR 20 maart 2020, ECLI:NL:HR:2020:485

Een reconventionele vordering kan alleen worden ingesteld tegen een processuele wederpartij. Indien de afzonderlijke vennoten van een vof geen partij zijn bij de procedure kan tegen hen dus geen reconventionele vordering worden ingesteld. Een partij kan de rechter wel verzoeken om de vennoten op grond van art. 118 Rv in het geding te betrekken. Daarnaast oordeelt de Hoge Raad in dit arrest dat de herkansingsfunctie van een hoger beroep meebrengt dat een partij in hoger beroep voor het eerst een verweer mag voeren of een bepaalde stelling mag innemen, ook als zij in eerste aanleg daarmee strijdige verweren of stellingen heeft (aan)gevoerd. Deze regel is echter niet onbegrensd. Onder omstandigheden kan een partij het recht daartoe hebben verwerkt, zodat het inroepen van een nieuwe stelling of een nieuw verweer naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Of daarvan sprake is, is afhankelijk van alle omstandigheden van het geval. (meer…)

HR 7 februari 2020, ECLI:NL:HR:2020:213

Indien een werknemer een werkgever ertoe beweegt een arbeidsovereenkomst tot stand te doen komen door enige opzettelijk daartoe gedane onjuiste mededeling, door het opzettelijk daartoe verzwijgen van enig feit dat hij verplicht was mede te delen of door een andere kunstgreep, is bedrog aanwezig en kan de werkgever zich beroepen op de (buitengerechtelijke) vernietiging van de arbeidsovereenkomst. Voor het slagen van dit beroep is niet vereist dat de arbeidsovereenkomst (vrijwel) geheel nutteloos is geweest. (meer…)

HR 10 mei 2019, ECLI:NL:HR:2019:707

De vermogensrechtelijke verhouding tussen informeel samenlevenden wordt niet bepaald door de regels die in de titels 6-8 van Boek 1 BW voor echtgenoten en geregistreerde partners zijn opgenomen en deze regels lenen zich ook niet voor overeenkomstige toepassing op de verhouding tussen informeel samenlevenden. In een dergelijke verhouding moet aan de hand van het algemene verbintenissenrecht worden beoordeeld of de ene partner een vergoedingsrecht jegens de andere partner geldend kan maken. Een vergoedingsrecht kan (ook) in verband met de bijzondere omstandigheden van het geval voortvloeien uit de in art. 6:2 lid 2 BW bedoelde eisen van redelijkheid en billijkheid. (meer…)

HR 19 april 2019, ECLI:NL:HR:2019:632

Bij de berekening van de transitievergoeding wordt het variabele maandloon opgeteld bij het vaste maandloon. Het variabele maandloon wordt in beginsel berekend door het variabele loon dat is genoten in de twaalf maanden voorafgaand aan het moment waarop de arbeidsovereenkomst eindigt (de zogenaamde referteperiode), te delen door twaalf. Bij de berekening van het variabele maandloon wordt de periode waarin de werknemer wegens ziekte niet in staat was arbeid te verrichten, niet meegerekend. In dat geval wordt de periode van twaalf maanden ‘voorverlengd’, in die zin dat voor elke dertig dagen of langer die niet in aanmerking worden genomen, een kalendermaand direct daaraan voorafgaand wordt meegenomen waarin geen sprake was van ziekte. Het staat de rechter niet vrij om af te wijken van de referteperiode zoals die uit de wettelijke regelingen volgt, tenzij onverkorte toepassing daarvan in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn. (meer…)

Cassatieblog.nl